Skip to content

FISCALE BARRICADES BIJ STOPPERSREGELINGEN VEEHOUDERIJ

Bedrijven die wensen te stoppen met hun veehouderij en willen deelnemen aan een stoppersregeling kunnen in de praktijk aanzienlijk gehinderd worden door de fiscale wetgeving. In dit artikel wordt ingegaan op een aantal knelpunten die in de praktijk spelen en die voor bedrijven reden kunnen zijn om niet deel te nemen aan een stoppersregeling.

Een aantal knelpunten benoemd

Er zijn in ons land een groot aantal agrarische ondernemers met een gemengd bedrijf, bijvoorbeeld bedrijven met een akkerbouwtak en een veehouderij. Bij deelname aan een stoppersregeling kunnen zij de stakingswinst van de veehouderij toevoegen aan de herinvesteringsreserve, mits er een herinvesteringsvoornemen is. Deze herinvesteringsreserve kan onder bepaalde voorwaarden afgeboekt worden op uitbreidingen in de reeds bestaande activiteiten binnen het gemengde bedrijf. Afboeking op nieuwe activiteiten die naast het bestaande bedrijf worden opgestart is niet toegestaan. Het is van groot belang dat voor dit knelpunt een oplossing wordt gevonden. De uitbreiding van de wettelijke regeling van artikel 3.64 Wet IB kan tot het gewenste resultaat leiden.

Een ander knelpunt betreft het tekort schieten van de toepassingsmogelijkheden van de verruimde herinvesteringsreserve. Binnen de regels van de verruimde herinvesteringsreserve is het niet mogelijk om een herinvesteringsreserve, die is ontstaan op de verkoop van afschrijfbare bedrijfsmiddelen (zoals productierechten of bedrijfsgebouwen), af te boeken op de aanschaf van niet afschrijfbare bedrijfsmiddelen (grond). De achterliggende gedachte is dat voorkomen dient te worden dat een boekwinst op afschrijfbare bedrijfsmiddelen wordt geherinvesteerd in niet afschrijfbare bedrijfsmiddelen. Dit knelpunt kan voor bedrijven reden zijn om niet deel te nemen aan een stoppersregeling.

Ten slotte wil ik wijzen op aandachtspunten in het kader van het beëindigen van de onderneming als gevolg van de stoppersregeling kort na een bedrijfsovername. Er worden dan dus geen nieuwe activiteiten opgestart. Wat de inkomstenbelasting/vennootschapsbelasting betreft zal (een deel van) de subsidie in de winst vallen. Afhankelijk van de toegepaste vrijstelling bij een bedrijfsovername die relatief kort hiervoor heeft plaatsgevonden is er mogelijk ook nog overdrachtsbelasting verschuldigd. Dit geldt ook voor de schenkbelasting indien binnen de voortzettingstermijn van de bedrijfsopvolgingsregeling van 5 jaar de onderneming wordt beëindigd.

Tot slot

Er is nog veel verbetering mogelijk op dit gebied. Mocht u overwegen om deel te nemen aan een stoppersregeling, dan is het van belang dat u zich laat informeren over de fiscale gevolgen. Uit het voorgaande blijkt dat deze in bepaalde situaties zeer nadelig kunnen uitpakken. Een adviseur van een bij de VLB aangesloten kantoor denkt graag met u mee over deze complexe materie.

Coen Ruitenbeek, lid Vaksectie Recht VLB en werkzaam als belastingadviseur bij Acconavm.

Betreft : content aangereikt aan de redactie Nieuwe Oogst tbv de verenigingspagina van LTO Noord en Midden d.d. 13 januari 2022 en gepubliceerd op 5 februari. Zie hier het artikel.

Voor- en nadelen van een BV

Agrarische ondernemingen worden traditioneel vaak in de vorm van een eenmanszaak, maatschap of vof uitgeoefend. Maar ook in de agropraktijk zien we steeds vaker dat gekozen wordt voor de BV. In dit artikel wordt een aantal aspecten beschreven die belangrijk zijn bij de afweging om wel of niet voor de BV te kiezen.

Vergelijking tarieven (cijfers 2022)

De winst van een agrariër die zijn onderneming in de vorm van een eenmanszaak uitoefent, wordt in box 1 belast met inkomstenbelasting. Tot een belastbaar inkomen van € 69.398 bedraagt het tarief 37,07%, daarboven is het tarief 49,5%. De ondernemer kan gebruikmaken van diverse faciliteiten in de inkomstenbelasting, denk aan ondernemersaftrek, MKB-winstvrijstelling, VAMIL, EIA en MIA. Het tarief waartegen de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling afgetrokken kunnen worden, wordt echter stapsgewijs verlaagd tot 37,07%. Ook de zelfstandigenaftrek wordt in stappen verlaagd. Daardoor kan het aantrekkelijker worden om de overstap naar de BV te maken.

De winst in een BV is belast met vennootschapsbelasting. De winst tot en met € 395.000 wordt belast met 15% vennootschapsbelasting, daarboven is het tarief 25,8%. De winsten die uit de BV gehaald worden, zijn in box 2 belast met 26,9% inkomstenbelasting. Deze heffing komt in principe pas aan de orde als er dividend uitgekeerd wordt, als de BV opgeheven wordt of als de aandelen in de BV verkocht worden. Dit laatste is een groot voordeel van de BV. Doordat een deel van de belastingheffing uitgesteld wordt, blijven er meer liquide middelen over, die weer geïnvesteerd kunnen worden in de onderneming. Met name bij een belastbare winst boven de € 69.398 kan een BV voordeliger worden.

Gebruikelijk loon

De ondernemer die zijn onderneming inbrengt in een BV, krijgt te maken met de gebruikelijk loonregeling; de aandeelhouder van de BV wordt geacht een loon te krijgen vanuit de BV. Het gebruikelijk loon is in principe € 47.000, maar kan afhankelijk van de omstandigheden van het geval lager of hoger zijn. Dit loon wordt belast met loonbelasting, waarvoor dezelfde tarieven gelden als de inkomstenbelastingtarieven die hiervoor genoemd zijn.

Landbouwvrijstelling

Een belangrijke reden voor agrarische ondernemers om niet voor de BV te kiezen is de landbouwvrijstelling. Zowel in box 1 van de inkomstenbelasting als in de vennootschapsbelasting is de landbouwvrijstelling van toepassing. Op de inkomsten uit de BV die belast worden in box 2, is de landbouwvrijstelling echter niet van toepassing. Dat betekent dat op de waardestijging van de gronden een belastingclaim van 26,9% komt te rusten. Op dit moment is dit het grootste nadeel van de BV in de agrarische sector, met name voor bedrijven met veel grond.

Aansprakelijkheid

Een voordeel van de BV is dat voorkomen kan worden dat de ondernemer in privé aansprakelijk gesteld wordt voor schulden van de onderneming. Soms eisen schuldeisers echter alsnog dat de ondernemer in privé meetekent voor de schulden. Bij inbreng van een onderneming in de BV blijft de ondernemer wel aansprakelijk voor de schulden die er al waren op het moment van inbreng

Fosfaatrechten

Voor een melkveebedrijf is inbreng in een BV vaak ongunstig, omdat de fosfaatrechten dan afgeroomd worden.

Conclusie

Of een BV in een concreet geval voordeliger is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, zoals de hoogte van de winst, de afschrijvingsmogelijkheden, hoeveel hectare grond er is, etc.

Deze content is aangereikt aan de redactie van Nieuwe Oogst tbv de verenigingspagina van LTO Noord. In de Kersteditie van 2021 is het artikel gepubliceerd

Ellen Smit, belastingadviseur / juridisch adviseur, lid van de Vaksectie Recht VLB namens Countus

Melkcertificaten, de wijze van financiering ervan maakt fiscaal nogal uit

Content aangereikt aan de redactie van Nieuwe Oogst. Zie hier voor de publicatie. 

Nieuwe Ledenfinanciering bij FRC. Met ingang van 1 januari 2022 zal de nieuwe ledenfinanciering van FrieslandCampina in werking treden. Leden-melkveehouders worden dan verplicht om voor de melk die aan FrieslandCampina geleverd wordt melkcertificaten aan te houden en wel voor elke 100 liter geleverde melk een certificaat ter waarde van 8 euro. Het aantal benodigde melkcertificaten wordt berekend aan de hand van de leveranties in de periode 1 oktober 2020 t/m 30 september 2021. Het hebben van de melkcertificaten is een voorwaarde voor het ontvangen van de contante nabetaling van FrieslandCampina.

Lees meer