Skip to content

KIA en het samenwerkingsverband

Content voor publicatie in Nieuwe Oogst, geschreven voor Edwin Sloot, lid van de Vaksectie Recht namens Flynth. Gepubliceerd in NO 22 aug. 2020.

Voor alle duidelijkheid ik heb het niet over het Zuid-Koreaanse automerk maar over de KleinschaligheidsInvesteringsAftrek. De KIA is een fiscale investeringsfaciliteit (in de inkomsten- en vennootschapsbelasting) waardoor de ondernemer recht heeft op een aftrek op zijn winst. De omvang van de aftrek is afhankelijk van de hoogte van de investeringen in het (boek)jaar.

Al een tijdje speelt de vraag hoe bij investeringen in een samenwerkingsverband, zoals bijvoorbeeld een maatschap of vennootschap onder firma, de aftrek tussen de vennoten moet worden verdeeld. Stel, in een vof met twee vennoten, wordt voor € 100.000 geïnvesteerd. Hiervoor geldt een vast bedrag aan KIA van € 16.307. De vraag is of dit bedrag tussen de vennoten verdeeld moet worden of dat iedere vennoot recht heeft op dat bedrag. Dat scheelt een slok op een borrel! De wet geeft geen antwoord. Hier heeft de wetgever misschien een steekje laten vallen. De belastinginspecteur vindt natuurlijk het eerste juist en de vennoten het tweede. De lagere rechters gaven verschillende antwoorden. De Hoge Raad heeft onlangs het antwoord gegeven. Uiteindelijk heeft de inspecteur gelijk gekregen. Als de Hoge Raad de vennoten wel gelijk zou hebben gegeven, had dit tot vreemde gevolgen kunnen leiden. In mijn voorbeeld ben ik slechts van twee vennoten uitgegaan maar bij zeven vennoten zou dit geleid hebben tot zeven maal € 16.307 aan KIA. In totaal meer dan de hele investering! De Hoge Raad noemt dit een ongerijmde uitkomst.

Ondanks die beslissing kan, door het goed alloceren van investeringen, toch nog steeds een KIA-voordeel worden behaald. De uitspraken van de Hoge Raad zijn van toepassing op investeringen die gedaan zijn op naam van de vof (op gezamenlijke naam). Maar deze gelden niet voor investeringen op naam van een vennoot ten behoeve van de vof (de zogenoemde: buitenvennootschappelijke investeringen). Stel, dat de vennoten uit het vorige voorbeeld, ieder € 50.000 op eigen naam geïnvesteerd hebben. Iedere vennoot zou dan recht hebben op € 14.000 KIA. Hiervoor gelden nog wel voorwaarden. Het moet wel gaan om investeringen in zelfstandige bedrijfsmiddelen. Als de investering bijvoorbeeld een tractor betreft, werkt het niet als elke vennoot een halve tractor op eigen naam zou investeren. Het is ook geen oplossing om een investering in een bedrijfsmiddel “kunstmatig in stukken knippen” en iedere vennoot in enkele van die stukken te laten investeren. Bijvoorbeeld de ene vennoot in de wielen, cabine en de motor en de andere vennoot in de rest.

Ten slotte merkte de Hoge Raad op dat voor het bepalen van de hoogte van de KIA alle in hetzelfde jaar gedane investeringen, ook als deze in verschillende ondernemingen zijn gedaan, bij elkaar moeten worden opgeteld. Dit is iets nieuws. Tot nog toe werd er van uitgegaan dat de KIA per onderneming werd bepaald. Dit is voor de praktijk nadelig.

Er zijn nog meer regels waaraan voldaan moet worden. Bovendien moet het KIA-voordeel wel opwegen tegen de eventuele extra kosten.  Overleg met uw adviseur voordat u gaat investeren.

 

 

Edwin Sloot, lid Vaksectie Recht van de VLB, werkzaam als senior belastingadviseur bij Flynth Adviseurs en Accountants