Skip to content

‘Soms kan een UBO niet worden ingeschreven’

Veel organisaties en bedrijven moeten voor 27 maart bij de Kamer van Koophandel (KvK) aangeven wie
het in hun organisatie voor het zeggen heeft en wie eigenaar is. Maar voor sommige personenvennootschappen is het onmogelijk om de inschrijving in het zogeheten UBO-register volledig goed te doen. Fiscaal jurist Ellen Smit van Countus en lid van de VLB-vaksectie recht, legt uit waarom.

Aldus Ellen Smit, fiscaal jurist Countus en lid van de VLB-Vaksectie Recht in een interview met Wilbert Beerling, in het blad V-focus maart 2022.

Een UBO is een persoon die in een personenvennootschap, zoals een vof, een eigendomsbelang heeft van meer dan 25 procent, een stemrecht heeft van meer dan 25 procent of feitelijke zeggenschap heeft. “Met name het eerste criterium, eigendomsbelang, levert bij sommige personenvennootschappen problemen op”, vertelt Ellen Smit.
Op basis van de regelgeving bestaat eigendomsbelang uit drie onderdelen: recht op een deel van de winst, recht op een deel van de stille reserves (stakings- of overdrachtswinst) en tot slot het recht op een deel van het overschot na vereffening. In de UBO-registratieformulieren omschrijft de KvK het eigendomsbelang als ‘gerechtigd tot het vermogen’, maar maakt geen onderscheid tussen de verschillende onderdelen (recht op winst, recht op stille reserves en recht op overschot na vereffening). “Probleem is dat de vennoot die in een vof recht heeft op een winstaandeel niet automatisch eenzelfde recht op de stille reserves heeft of op het overschot na vereffening”, legt Smit uit. “Dat is
afhankelijk van wat daarover in de vennootschapsakte is opgenomen en welk vermogen ieder van de vennoten in de vof heeft.”

Meer dan 100 procent belang
Bij de registratie moet worden opgegeven wat de omvang van het eigendomsbelang is. Er zijn drie categorieën voor de omvang van het belang: 26 tot 51 procent, 51 tot 76 procent en 76 procent en meer. Het probleem ontstaat doordat het totale eigendomsbelang dat opgegeven wordt, niet groter mag zijn dan 100 procent. “In het formulier kunnen bijvoorbeeld niet vier vennoten met een eigendomsbelang van 26 tot 51 procent worden geregistreerd. Want dan zou het totale belang boven de 100 procent uitkomen”, legt Smit uit. “We lopen dus vast als er bijvoorbeeld drie vennoten zijn met een jaarwinstpercentage van ieder 30 procent, terwijl er een vierde vennoot is die 40 procent van het vermogen in de vof heeft.” (Zie voorbeeld in tabel 1.) “Gevolg is dat de vierde vennoot op basis van eigendomsbelang niet als UBO kan worden geregistreerd terwijl deze vennoot wel degelijk een economisch belang
heeft van meer dan 25 procent.”

Stemrecht
Het tweede criterium heeft betrekking op stemrecht. Smit: “Als er meer dan drie vennoten zijn, zal doorgaans geen van deze vennoten meer dan 25 procent stemrecht hebben, tenzij er bijzondere afspraken zijn. De vierde vennoot in het voorbeeld kan dan dus ook niet op basis van stemrecht als UBO geregistreerd worden.” Het derde criterium, feitelijke zeggenschap, geeft ruimte voor interpretatie. Aldus Smit. “Denk hierbij aan een vennoot die in de praktijk alle beslissingen neemt.” Als ook geen sprake is van feitelijke zeggenschap bij de vierde vennoot in het voorbeeld, kan deze persoon niet als UBO geregistreerd worden.


Tabel 1: voorbeeld economische belangen in een personenvennootschap met vier vennoten

Bij het opgeven van de UBO’s binnen een organisatie, kan het vanaf een vennootschap met drie of meer vennoten voorkomen dat het opgetelde economische belang meer dan 100 procent is. Het systeem van de KvK accepteert de registratie dan niet, terwijl deze wel juist is.

percentage (jaar)winstpercentage gerechtigdheid tot stille reserves (stakings-/overdrachtswinst)recht op overschot na vereffening (in percentages)Categorie aandeel economisch belang volgens KvK
vennoot/1 30302026-50
vennoot 230302026-50
vennoot 330302026-50
vennoot 410104026-50

Ondernemingen en organisaties die verplicht zijn de UBO’s te registreren, maar dat nalaten of een onjuiste registratie doen, kunnen een boete krijgen die, afhankelijk van de ernst van de situatie, kan oplopen tot een bedrag van 21.750 euro.
De VLB heeft vragen gesteld aan het ministerie over de UBO-registratie bij personenvennootschappen. Omdat daar geen inhoudelijk antwoord op is gekomen, hebben de VLB-kantoren in onderling overleg besloten hoe zij omgaan met de problemen bij de registraties. De gezamenlijke werkwijze van de VLB-kantoren is zoveel mogelijk UBO’s juist registreren en in het geval een UBO niet juist geregistreerd kan worden, wordt een toelichting aan de aanvraag toegevoegd waarin onderbouwd wordt hoe de ingediende UBO-registratie afwijkt van de werkelijke
situatie.

UBO-register
De verplichte inschrijving van UBO’s (Ultimate Beneficial Owners, oftewel de belanghebbenden in een organisatie) bij
de KvK vloeit voort uit een Europese wet die witwassen en financiering van terroristische organisaties moet tegengaan. Het register maakt duidelijk wie er een financieel belang heeft in een onderneming of
organisatie en wie er aan de touwtjes trekt en het verhullen daarvan wordt een stuk
lastiger.

Ellen Smit

Betreft: tekst van het interview gepubliceerd in V-focus maart 2022

FISCALE BARRICADES BIJ STOPPERSREGELINGEN VEEHOUDERIJ

Bedrijven die wensen te stoppen met hun veehouderij en willen deelnemen aan een stoppersregeling kunnen in de praktijk aanzienlijk gehinderd worden door de fiscale wetgeving. In dit artikel wordt ingegaan op een aantal knelpunten die in de praktijk spelen en die voor bedrijven reden kunnen zijn om niet deel te nemen aan een stoppersregeling.

Een aantal knelpunten benoemd

Er zijn in ons land een groot aantal agrarische ondernemers met een gemengd bedrijf, bijvoorbeeld bedrijven met een akkerbouwtak en een veehouderij. Bij deelname aan een stoppersregeling kunnen zij de stakingswinst van de veehouderij toevoegen aan de herinvesteringsreserve, mits er een herinvesteringsvoornemen is. Deze herinvesteringsreserve kan onder bepaalde voorwaarden afgeboekt worden op uitbreidingen in de reeds bestaande activiteiten binnen het gemengde bedrijf. Afboeking op nieuwe activiteiten die naast het bestaande bedrijf worden opgestart is niet toegestaan. Het is van groot belang dat voor dit knelpunt een oplossing wordt gevonden. De uitbreiding van de wettelijke regeling van artikel 3.64 Wet IB kan tot het gewenste resultaat leiden.

Een ander knelpunt betreft het tekort schieten van de toepassingsmogelijkheden van de verruimde herinvesteringsreserve. Binnen de regels van de verruimde herinvesteringsreserve is het niet mogelijk om een herinvesteringsreserve, die is ontstaan op de verkoop van afschrijfbare bedrijfsmiddelen (zoals productierechten of bedrijfsgebouwen), af te boeken op de aanschaf van niet afschrijfbare bedrijfsmiddelen (grond). De achterliggende gedachte is dat voorkomen dient te worden dat een boekwinst op afschrijfbare bedrijfsmiddelen wordt geherinvesteerd in niet afschrijfbare bedrijfsmiddelen. Dit knelpunt kan voor bedrijven reden zijn om niet deel te nemen aan een stoppersregeling.

Ten slotte wil ik wijzen op aandachtspunten in het kader van het beëindigen van de onderneming als gevolg van de stoppersregeling kort na een bedrijfsovername. Er worden dan dus geen nieuwe activiteiten opgestart. Wat de inkomstenbelasting/vennootschapsbelasting betreft zal (een deel van) de subsidie in de winst vallen. Afhankelijk van de toegepaste vrijstelling bij een bedrijfsovername die relatief kort hiervoor heeft plaatsgevonden is er mogelijk ook nog overdrachtsbelasting verschuldigd. Dit geldt ook voor de schenkbelasting indien binnen de voortzettingstermijn van de bedrijfsopvolgingsregeling van 5 jaar de onderneming wordt beëindigd.

Tot slot

Er is nog veel verbetering mogelijk op dit gebied. Mocht u overwegen om deel te nemen aan een stoppersregeling, dan is het van belang dat u zich laat informeren over de fiscale gevolgen. Uit het voorgaande blijkt dat deze in bepaalde situaties zeer nadelig kunnen uitpakken. Een adviseur van een bij de VLB aangesloten kantoor denkt graag met u mee over deze complexe materie.

Coen Ruitenbeek, lid Vaksectie Recht VLB en werkzaam als belastingadviseur bij Acconavm.

Betreft : content aangereikt aan de redactie Nieuwe Oogst tbv de verenigingspagina van LTO Noord en Midden d.d. 13 januari 2022 en gepubliceerd op 5 februari. Zie hier het artikel.

Voor- en nadelen van een BV

Agrarische ondernemingen worden traditioneel vaak in de vorm van een eenmanszaak, maatschap of vof uitgeoefend. Maar ook in de agropraktijk zien we steeds vaker dat gekozen wordt voor de BV. In dit artikel wordt een aantal aspecten beschreven die belangrijk zijn bij de afweging om wel of niet voor de BV te kiezen.

Vergelijking tarieven (cijfers 2022)

De winst van een agrariër die zijn onderneming in de vorm van een eenmanszaak uitoefent, wordt in box 1 belast met inkomstenbelasting. Tot een belastbaar inkomen van € 69.398 bedraagt het tarief 37,07%, daarboven is het tarief 49,5%. De ondernemer kan gebruikmaken van diverse faciliteiten in de inkomstenbelasting, denk aan ondernemersaftrek, MKB-winstvrijstelling, VAMIL, EIA en MIA. Het tarief waartegen de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling afgetrokken kunnen worden, wordt echter stapsgewijs verlaagd tot 37,07%. Ook de zelfstandigenaftrek wordt in stappen verlaagd. Daardoor kan het aantrekkelijker worden om de overstap naar de BV te maken.

De winst in een BV is belast met vennootschapsbelasting. De winst tot en met € 395.000 wordt belast met 15% vennootschapsbelasting, daarboven is het tarief 25,8%. De winsten die uit de BV gehaald worden, zijn in box 2 belast met 26,9% inkomstenbelasting. Deze heffing komt in principe pas aan de orde als er dividend uitgekeerd wordt, als de BV opgeheven wordt of als de aandelen in de BV verkocht worden. Dit laatste is een groot voordeel van de BV. Doordat een deel van de belastingheffing uitgesteld wordt, blijven er meer liquide middelen over, die weer geïnvesteerd kunnen worden in de onderneming. Met name bij een belastbare winst boven de € 69.398 kan een BV voordeliger worden.

Gebruikelijk loon

De ondernemer die zijn onderneming inbrengt in een BV, krijgt te maken met de gebruikelijk loonregeling; de aandeelhouder van de BV wordt geacht een loon te krijgen vanuit de BV. Het gebruikelijk loon is in principe € 47.000, maar kan afhankelijk van de omstandigheden van het geval lager of hoger zijn. Dit loon wordt belast met loonbelasting, waarvoor dezelfde tarieven gelden als de inkomstenbelastingtarieven die hiervoor genoemd zijn.

Landbouwvrijstelling

Een belangrijke reden voor agrarische ondernemers om niet voor de BV te kiezen is de landbouwvrijstelling. Zowel in box 1 van de inkomstenbelasting als in de vennootschapsbelasting is de landbouwvrijstelling van toepassing. Op de inkomsten uit de BV die belast worden in box 2, is de landbouwvrijstelling echter niet van toepassing. Dat betekent dat op de waardestijging van de gronden een belastingclaim van 26,9% komt te rusten. Op dit moment is dit het grootste nadeel van de BV in de agrarische sector, met name voor bedrijven met veel grond.

Aansprakelijkheid

Een voordeel van de BV is dat voorkomen kan worden dat de ondernemer in privé aansprakelijk gesteld wordt voor schulden van de onderneming. Soms eisen schuldeisers echter alsnog dat de ondernemer in privé meetekent voor de schulden. Bij inbreng van een onderneming in de BV blijft de ondernemer wel aansprakelijk voor de schulden die er al waren op het moment van inbreng

Fosfaatrechten

Voor een melkveebedrijf is inbreng in een BV vaak ongunstig, omdat de fosfaatrechten dan afgeroomd worden.

Conclusie

Of een BV in een concreet geval voordeliger is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, zoals de hoogte van de winst, de afschrijvingsmogelijkheden, hoeveel hectare grond er is, etc.

Deze content is aangereikt aan de redactie van Nieuwe Oogst tbv de verenigingspagina van LTO Noord. In de Kersteditie van 2021 is het artikel gepubliceerd

Ellen Smit, belastingadviseur / juridisch adviseur, lid van de Vaksectie Recht VLB namens Countus