Skip to content

Gecombineerde opgave steeds complexer: VLB pleit voor werkbare regelgeving en betere uitvoerbaarheid

De Gecombineerde opgave is voor agrarische ondernemers een jaarlijks terugkerende uitdaging. Wat ooit begon als de Meitelling voor de registratie van grond en dieren, is uitgegroeid tot een complexe klus waarbij steeds meer kennis en tijd komt kijken. De bedrijfsadviseurs van aaff, Countus en Flynth – verenigd in de Vereniging van Accountants en Belastingadviesbureaus (VLB) – ondersteunen jaarlijks duizenden boeren bij het zorgvuldig en correct invullen van deze opgave. Maar de uitvoeringspraktijk staat onder druk.

Toenemende complexiteit, stijgende druk

De adviseurs van de VLB zijn al jaren actief betrokken bij het ondersteunen van agrarische ondernemers bij het naleven van wet- en regelgeving, waaronder verplichtingen uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), de mestregelgeving en andere regelingen. Wat zij signaleren, baart zorgen: de regelgeving wordt steeds complexer, terwijl de vraag naar ondersteuning blijft stijgen. De werkdruk op adviseurs neemt toe, net als de (financiële) risico’s voor boeren wanneer er fouten worden gemaakt.

De Gecombineerde opgave is inmiddels voor veel boeren te ingewikkeld om zelfstandig te doen. De registratie van percelen, landschapselementen en bufferstroken, het doorgeven van gegevens voor de mestwetgeving en de aanvraag voor uitbetaling van de GLB-subsidies vergen specialistische kennis. Niet voor niets wordt inmiddels de helft van alle opgaves door adviseurs ingevuld. Tegelijkertijd zijn advieskantoren meer huiverig geworden om hun klanten bij deze werkzaamheden te ondersteunen.

Deadline 15 mei

De natte weersomstandigheden vorig jaar leidden tot begrijpelijke vragen en verzoeken vanuit de sector om de aanvraagperiode te verlengen. Aanpassingen na de deadline van 15 mei zijn weliswaar in bepaalde gevallen verplicht – bijvoorbeeld als opgegeven eco-activiteiten niet haalbaar blijken – maar nieuwe percelen of eco-activiteiten toevoegen is dan niet meer toegestaan. Dit werkt belemmerend voor boeren die te maken hebben met wisselende (weers)omstandigheden.

Bezwaarschriften blijven liggen – gevolgen voor 2025

Terwijl de aanvragen voor 2025 met Gecombineerde opgave moeten worden ingediend, zijn bezwaren over de GLB-subsidies van 2023 en 2024 nog in behandeling. De uitkomst van die bezwaren heeft mogelijk directe gevolgen voor de aanvragen die nu moeten worden gedaan. Boeren moeten vooruitlopen op uitkomsten die ze nog niet kennen en krijgen van RVO het advies om, binnen de mogelijkheden van hun bedrijf, extra eco-activiteiten op te geven. Dit is voor veel ondernemers ondoenlijk – en voor adviseurs nauwelijks verantwoord.

Oproep tot verbetering

De VLB ondersteunt de intentie van het ministerie om de Gecombineerde opgave en het aanvraagproces van de GLB-subsidies te verbeteren, zodat boeren deze zelfstandig kunnen invullen. Maar de praktijk laat zien dat daar nog forse stappen voor nodig zijn. Positieve ontwikkelingen, zoals het vervallen van de definitieve aanvraag in het GLB-proces, worden gewaardeerd. Tegelijkertijd roept de VLB het ministerie van LVVN en RVO  op tot verdere verbeteringen:

  • Pas aanvraagperioden en deadlines aan op wat haalbaar is in de praktijk, zeker bij uitzonderlijke weersomstandigheden zoals vorig voorjaar.
  • Verwerk bezwaarschriften tijdig, zodat ondernemers en hun adviseurs niet hoeven te gokken op beslissingen die nog op zich laten wachten.
  • Stem regelgeving beter op elkaar af, zoals de afstemming tussen GLB, mestregelgeving en het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb).
  • Betrek erfbetreders, zoals de adviseurs van de VLB, vroegtijdig bij het ontwikkelen van nieuwe regelgeving en de praktische uitwerking daarvan.

Samen werken aan een werkbare uitvoering

De VLB blijft zich inzetten voor een goede en werkbare uitvoering van de Gecombineerde opgave. Dit in het belang van de boeren die afhankelijk zijn van regels, tijdige besluiten en praktische ondersteuning. Alleen door betere afstemming van regelgeving, realistische deadlines en meer aansluiting bij de praktijk kunnen we samen werken aan verlaging van de administratieve lasten, risico’s en kosten voor de agrarische ondernemer.

Jeroen van den Hengel, lid VLB Vaksectie Agro Bedrijfskunde namens aaff

UITREIKING CERTIFICATEN BBA-VI en BBA-VII CURSUS

Maandag 3 maart 2025 ontvingen de deelnemers die met goed gevolg de Basiscursus Bedrijfsadvies (BBA) hebben doorlopen hun certificaat. In een tijdspanne van meer dan een jaar namen zij deel aan modules op het gebied van wet- en regelgeving, agrarisch belastingrecht en bedrijfseconomie. De BBA is een interne VLB-cursus om medewerkers verder te bekwamen in het vak van bedrijfskundige.

Na het uitreiken van de certificaten volgde een presentie door Marijn Schouten, Accountmanager Food & Agri bij Rabobank West Betuwe over beoordelingscriteria bij financieringsaanvragen, die uitmondde in een boeiende discussie.

Op de foto de aanwezige geslaagde kandidaten van de BBA VI en BBA VII cursus, Margreet Bodegom, Nico Stokman, Berdien Egberts, Scott van der Vlugt, Renco Krol, Lourens Minnema, Bram Beltman, Nanka Nijenhuis, Elise van Drie, Remco Swart, Kim Boon, Sven Walderveen, Stef Wissink samen met de voorzitter van de Vaksectie Agro Bedrijfskunde, Hans de Bie. Ook geslaagd zijn Erwin Pol, Iris Philipsen, Justine Post, Albert Bakker, Hillebrand Pool en Boudewijn Krabben. De uitreiking vond plaats bij VLB-lid aaff, te Wageningen.

De leden van de Vaksectie Agro Bedrijfskunde feliciteren alle kandidaten met het behaalde resultaat.

Landbouwvrijstelling en erfpachtfinanciering

Op vrijdag 27 september 2024 heeft de Hoge Raad een belangrijk arrest gewezen over de toepassing van de landbouwvrijstelling bij erfpachtfinanciering. Met een gunstige uitkomst!

Erfpachtfinanciering is in de agrarische sector een veel gebruikte manier om kapitaal dat ‘vastzit’ in de grond vrij te maken voor bijvoorbeeld bedrijfsinvesteringen. De praktijk kent diverse vormen en aanbieders. In deze procedure draaide het om de agrarische indexerfpacht, ook wel de Fagoed-erfpacht genoemd. Bij deze variant verkoopt de agrariër zijn landbouwgrond aan een belegger voor  70% van de vrije waarde van de grond. Gelijktijdig krijgt hij een recht van erfpacht op de grond terug, zodat hij ongestoord kan blijven ondernemen. Aan het eind van de looptijd van het erfpachtrecht (of tussentijds als het contract daarin voorziet) kan de eigendom worden teruggekocht. Het bedrag dat bij terugkoop betaald moet worden bestaat uit de oorspronkelijke koopsom (de 70%) plus een inflatiecorrectie per jaar (indexatie) en, bij tussentijdse terugkoop, een procentuele opslag. De terugkoopprijs aan het einde van de erfpachtperiode kan echter nooit hoger zijn dan de vrije waarde van de grond op dat moment.

Wat vooraf ging

In 1996 gaf de Hoge Raad al aan dat als een agrariër van plan is de grond uiteindelijk terug te kopen, hij de index- of Fagoed-erfpacht boekhoudkundig mag verwerken als een vorm van financiering. De grond blijft dan op de balans staan en de ontvangen koopsom wordt in de boeken opgenomen als geldlening. Het bedrag waarmee de lening elk jaar wordt verhoogd (de indexatie) is, evenals de erfpachtcanon, aftrekbaar van de winst.

Dit zogenaamde Fagoed-arrest liet echter nog een aantal vragen open. Bijvoorbeeld: wat gebeurt er fiscaal als de agrariër zijn grond (tussentijds) terugkoopt en vervolgens met winst doorverkoopt? Mag hij dan op de volledige waardestijging de landbouwvrijstelling toepassen? Of komt de eerder afgetrokken indexatie, als aandeel van de erfpachtfinancier in de waarde van de grond, hierop in mindering?

Oordeel Hoge Raad

In de hierover door VLB-lid Countus gevoerde procedure vond de Belastingdienst dat het Fagoed-arrest niet doorwerkte naar een latere doorverkoop van de grond, met als gevolg dat een deel van de waardestijging van de grond niet onder de landbouwvrijstelling zou vallen. Zowel de rechtbank als het gerechtshof volgden de mening van de Belastingdienst. De Hoge Raad komt echter tot een ander oordeel. Uiteindelijk is beslissend of en in hoeverre de waardeontwikkeling van de grond de agrariër aangaat. Nu de erfpachtfinanciering van begin af aan was verwerkt als geldlening en de indexatie niet afhankelijk was van de waardeontwikkeling van de grond, is het belang bij de grond economisch gezien altijd bij de agrariër gebleven. De volledige boekwinst valt daarmee onder de landbouwvrijstelling.

Conclusie

Het arrest van de Hoge Raad geeft een bevestiging waar de agropraktijk al sinds het Fagoed-arrest op rekende. Toch zijn nog niet alle vragen beantwoord. Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat de agrariër het erfpachtrecht inclusief terugkooprecht tussentijds verkoopt aan een andere agrariër. Of dit arrest ook in die situatie geldt, zal de tijd leren.

Auteur: Gieljan Grotenhuis, Fiscalist bij Countus en verbonden aan de Vaksectie Recht van de VLB