Skip to content

Prinsjesdag 2023: fiscale wijzigingen voor agro-ondernemers

Op 27 oktober jl. heeft de Tweede Kamer ingestemd met het Belastingplan 2024. Wat kun je als agrarisch ondernemer komend jaar op fiscaal gebied verwachten? Onderstaand een kort overzicht van de belangrijkste maatregelen voor de agro-ondernemer.

  1. Tarieven box 1 inkomstenbelasting

De inkomstenbelasting kent in box 1 twee belastingschijven en -tarieven. In 2023 geldt tot een belastbaar inkomen van € 73.031 het lage tarief van 36,93%. Voor het meerdere geldt een tarief van 49,5%. In 2024 stijgt het tarief in de eerste schijf naar 36,97% (+ 0,04%). De schijfgrens stijgt naar € 75.518. Het tarief in de tweede schijf blijft hetzelfde.

  • Beperking afschrijving onroerend goed

Vanaf 1 januari 2024 kunnen ondernemers in de inkomstenbelasting nog maar beperkt afschrijven op onroerend goed. Per die datum kan niet verder worden afgeschreven dan tot de WOZ-waarde. In 2023 geldt nog 50% van de WOZ-waarde als ondergrens. Is momenteel verder afgeschreven dan 100% van de WOZ-waarde? Dan wordt dit bevroren en kan er niet meer worden afgeschreven.

Ondernemers die in de jaren 2021 tot en met 2023 hebben geïnvesteerd in onroerend goed voor eigen gebruik (en hier ook al op hebben afgeschreven), komen mogelijk in aanmerking overgangsrecht. Verder zijn gebouwen waarop VAMIL van toepassing is (zoals een duurzame stal of groen labelkas) uitgezonderd van deze maatregel.

  • Einde willekeurige afschrijving 2023

Op bepaalde nieuw gekochte bedrijfsmiddelen kan in 2023 maximaal 50% willekeurig worden afgeschreven. Dit kan een aantrekkelijk tariefs- en liquiditeitsvoordeel opleveren. Deze regeling eindigt in 2023 en zal niet worden verlengd.

  • Versobering EIA

Voor energiezuinige investeringen geldt onder voorwaarden een extra investeringsaftrek. In 2023 gaat het om een aftrek van 45,5% van de aanschaffings- of voortbrengingskosten van het bedrijfsmiddel. In 2024 wordt de aftrek verlaagd naar 40%.

  • Verlaging zelfstandigenaftrek

De zelfstandigenaftrek is een aftrekpost voor ondernemers in de inkomstenbelasting die minimaal 1.225 uren op jaarbasis hebben gewerkt als ondernemer. De eerder ingezette stapsgewijze verlaging van de aftrek zet door. In 2023 bedraagt de aftrek € 5.030; vanaf 2024 wordt deze verlaagd tot € 3.750. Voor starters geldt een verhoging van deze aftrek. Voor ondernemers die AOW-gerechtigd zijn, geldt een verlaging van deze aftrek.

  • Verlaging MKB-winstvrijstelling

De MKB-winstvrijstelling is een extra aftrekpost voor ondernemers in de inkomstenbelasting. De aftrek bedraagt in 2023 14% van de ondernemingswinst. Per 1 januari 2024 gaat dit percentage omlaag naar 13,31%. Ondernemers gaan daardoor belasting betalen over een groter deel van de winst.

  • Box 2 opgesplitst in twee schijven

Het aanmerkelijk belangtarief in box 2 wordt per 1 januari 2024 verdeeld in twee schijven: 24,5% over de eerste € 67.000 aan inkomen en 33% over het meerdere. Voor 2023 geldt nog één tarief van 26,9%. Fiscale partners profiteren twee keer van de lage schijf, wat betekent dat een dividenduitkering tot maximaal € 134.000 belast wordt tegen het lage tarief van 24,5%.

Ondanks dat het Belastingplan 2024 nog moet worden goedgekeurd door de Eerste Kamer, is het in voorkomende gevallen raadzaam met deze wijzigingen rekening te houden. De definitieve stemming in de Eerste Kamer staat gepland voor 19 december 2023.

Auteurs: Ellen Smit, lid Vaksectie Recht en Gieljan Grotenhuis senior fiscalist bij Countus. Deze content is ter publicatie aangeboden eind oktober aangeboden aan de redactie van Nieuwe Oogst.

Vragen en antwoorden fiscale gevolgen LBV en LBVplus gepubliceerd

De uitkoopregelingen LBV en LBVplus zijn op 3 juli 2023 opengesteld en op 4 juli zijn de Vragen & Antwoorden fiscale gevolgen LBV en LBVplus gepubliceerd. Doel ervan is vooraf duidelijkheid te geven aan de veehouder over de fiscale en daarmee ook over de financiële gevolgen van deelname.

Zie hier voor de Vragen en antwoorden fiscale aspecten LBV

Zie hier voor Vragen en antwoorden fiscale aspecten LBVplus

De Vragen en Antwoorden zijn binnen een werkgroep tot stand gekomen. De Werkgroep Stikstofrechten is ingesteld door het Platform Landbouw en is samengesteld met vertegenwoordigers van LTO/VLB enerzijds en met vertegenwoordigers van de Belastingdienst, het Ministerie van Financiën en het Ministerie van LNV anderzijds. Voorzitter van de werkgroep is Frank Rademaekers, lid van de Vaksectie Recht van de VLB. Over veel vragen en antwoorden is consensus. Echter over de antwoorden op de onderstaande (drie) vragen lopen de visies uiteen. Hieronder wordt hierop ingegaan.

  1. Waardedaling bouwblok. Vraag 5. Minfin/BD houdt vast aan haar eigen visie, gaat niet mee in de visie van de VLB dat een gedeelte van de vergoeding toegerekend kan worden aan een waardedaling van het  bouwblok. Een waardedaling  kan zich onder bepaalde voorwaarden voordoen, namelijk: als de locatie niet  interessant is, er geen alternatieve aanwending mogelijk is of de gemeente niet wil meewerken aan andere bestemming. Dan muteert het bouwblok in cultuurgrond met de daarbij behorende waardedaling,  te denken aan een waardevermindering van € 15 per m2 (als bouwblok) naar € 8 per m2 (als cultuurgrond).  Het verlies zou met een taxatie zichtbaar kunnen worden gemaakt. In de visie van de VLB zou het verlies verrekend moeten worden met de opbrengst uit de  subsidie. In de visie van  Minfin/BD is de subsidie belast en is de waardedaling van de grond niet aftrekbaar omdat die onder de  landbouwvrijstelling valt. LTO/VLB hoopt dat de politiek dit aandachtpunt gaat oppakken.
  2. Verruiming van de herinvesteringsreserve > die is aangekondigd en ziet op de situatie dat er sprake is van een gedeeltelijke bedrijfsbeëindiging. In de huidige systematiek van de wet kan een herinvesteringsreserve alleen gebruikt worden voor investering in het bestaande bedrijf. In de systematiek van de wet die gaat komen (aangekondigd in de Voorjaarsnota) mag de HIR ook worden gebruikt in een nieuwe tak of nieuw bedrijf. Een voorbeeld: stel een agrariër heeft een bedrijf bestaande uit een varkenshouderij en een akkerbouwbedrijf. De agrariër stopt met de varkenshouderij, dan kan de HIR onder de huidige systematiek alleen worden ingezet voor een investering in het akkerbouwbedrijf maar onder de nieuwe systematiek daarnaast ook voor een geheel nieuwe tak, bijvoorbeeld een horecatak. Knelpunt >vraag 6 De termijn van herinvestering is in dit geval maar 12 maanden en dat is erg kort. Op het moment dat er al winst moet worden genomen op de productierechten nadat ze zijn ingetrokken, dat zal op het moment zijn nog gesloopt moeten gaan worden, dan is de 12 maands-termijn erg belemmerend. LTO/VLB heeft gepleit het 12-maandstermijn in te laten gaan op het moment dat de sloop helemaal is afgerond (met een formeel bericht aan RVO) maar dit vond gehoor bij Minfin. Om die reden zijn in de Q & A twee visies opgenomen. Opgemerkt wordt dat in de praktijk de 12maandstermijn verlengd kan worden. Er moet wel om verlenging worden gevraagd, wat een  administratieve lastenverzwaring inhoudt. Bovendien heeft de agrariër de medewerking van de inspecteur nodig en daarbij wordt opgemerkt dat er inspecteurs zijn die vinden dat de agrariër steeds hetzelfde vervangingsvoornemen moet hebben. Ofwel de landbouwer moet al aan het begin van het traject van deelname aan de uitkoopregeling weten welke herinvestering hij gaat plegen, terwijl het goed denkbaar is dat de landbouwer pas later een concreet plan heeft of pas later zijn plan (en vergunningen) kan vormgeven. De BD laat de termijn van 12 maanden starten op het moment van winst nemen; dat is v.w.b. de productierechten, op het moment dat de productierechten zijn ingetrokken en v.w.b. de gebouwen, op het moment dat de gebouwen gesloopt zijn.
  3. Vrijstelling overdrachtsbelasting bij een bedrijfsopvolging in fasen> vraag 11 b. Veehouders en hun adviseurs moeten opletten daar waar er de afgelopen 12 jaar voor de overdrachtsbelasting de vrijstelling ouders-kinderen is toegepast (artikel 15 1 b WBRv) in het kader van een (gedeeltelijk) bedrijfsoverdracht. Minfin/BD gaat ervan uit dat de bedrijfsopvolging in fasen wordt ‘afmaakt’. Ook als de veehouder(s) na 11 jaar besluit(en) deel te nemen aan de LBV, dan stelt Minfin/BD dat de bedrijfsopvolging niet wordt afgemaakt. En dit zou in de visie van Minfin/BD een naheffing overdrachtsbelasting rechtvaardigen; de de naheffingstermijn bij een bij economische eigendomsoverdracht is 12 jaar. De naheffing is destijds ingevoerd als anti-misbruik bepaling v.w.b. economische eigendomsoverdracht; de situatie die zich voordoet in het kader van deelname aan de LBV(plus) is een totaal andere. Om de onrechtvaardigheid van deze naheffing te onderstrepen kan deze situatie worden geplaatst tegenover die dat (stel) 1,5  jaar geleden het bedrijf (in een keer volledig) is overgedragen want dan zijn er geen problemen t.a.v. artikel 15 1 b.

De staatsecretaris heeft openheid gegeven over de wijze waarop zijn visie tot stand is gekomen. Zie hier. Open staat of de politiek nog haar stempel zal gaan drukken op de Vragen en antwoorden en/of de rechter dit in een later stadium zal gaan doen. Maar vooralsnog zal de veehouder die overweegt om deel te nemen aan de LBV(plus) veel steun hebben aan de Vragen en antwoorden waarover consensus is.

Bernadette Roos, secretaris VLB

Netwerkbijeenkomst verenigingen agrarisch recht

Uitnodiging voor de vijfde editie van de netwerkbijeenkomst georganiseerd door de NVR, VvARA, VLB en VASN op woensdag 31 mei 2023, met als thema:

DE GEBIEDSGERICHTE AANPAK INTEGRAAL AANGEPAKT

  • Landelijk & Provinciaal
  • Zakelijk & Juridisch
  • Sociaal-emotioneel

Sinds de stikstofcrisis staat de transitie van het landelijk gebied hoog op de agenda in Den Haag en in de provincies. In de agrarische sector gaat het over piekbelasters en onteigening voor natuur en over het stilleggen van bouw- en infraprojecten; alles heeft met elkaar te maken. Omdat elk gebied in Nederland anders is, vraagt deze impasse om een aanpak, die passend is voor de specifieke omstandigheden van dat gebied: de Gebiedsgerichte Aanpak.

Deze middag zoomen we vanuit het landelijk, via het provinciaal naar het bedrijfsniveau hierop in. Er is niet alleen aandacht voor de planologische, zakelijke en juridische aspecten, maar ook voor de sociaal-emotionele. Want voor het welslagen van de transitie van het landelijk gebied is een integrale aanpak essentieel.

Graag nodigen wij leden van onze verenigingen VASN, NVR, VLB en VvARA uit voor een interessante, leerzame en gezellige middag. We starten met een inlooplunch en sluiten af met een borrel. Zo is er weer volop gelegenheid om leden van de andere verenigingen, die net als u dagelijks werkzaam zijn in het agrarisch recht, te ontmoeten.


PROGRAMMA:

vanaf 12.30 uur        :  inlooplunch

13.20 –  13.30 uur    :  opening door de dagvoorzitter

13.30 – 14.05 uur    :  Roel During schetst de grote lijnen van het Nationaal Programma Landelijk Gebied

14.05 – 14.40 uur    :  Marcel Eektimmerman gaat in op het Provinciaal Programma Landelijk Gebied

14.40 – 15.00 uur    :  pauze

15.00 – 15.35 uur    :  Jos Ebbers belicht de zakelijke en juridische aspecten Opkoopregelingen op bedrijfsniveau

15.35 – 16:10 uur    :  José Roeloffzen-Bols gaat in op de sociaal-emotionele aspecten

16:10 – 16.45 uur    :  forumdiscussie

16:45 uur                  :  netwerkborrel aangeboden door de NVR, de VvARA, de VASN en VLB.


  • Datum : woensdag 31 mei 2023
  • Locatie : Fletcher Hotel De Wageningsche Berg te Wageningen
  • Kosten             : € 275 excl. btw
  • Studiepunten  : NVR/VvARA/VASN/VLB 3 studiepunten
  • Aanmelden : middels het aanmeldingsformulier. Hier te downloaden.