Skip to content

Zonneweides en biologische leghennen

Content voor publicatie Nieuwe Oogst, geschreven door Edwin Sloot, lid van de Vaksectie Recht namens Flynth en stagiair Douwe Dijkstra. Gepubliceerd in NO op 18 januari 2020

Het plaatsen van zonneweides op landbouwgrond is een actueel thema. Bekende situaties zijn de zonneweides waaronder grazend vee loopt. De stemming heerst dat de landbouwvrijstelling geen toepassing kan vinden op de ondergrond van die panelen, omdat het vereiste van geheel of nagenoeg geheel gebruik in het kader van een landbouwbedrijf vooralsnog een te hoge horde zou zijn om te overkomen. Gelet op ontwikkelingen in de sector zou hierin weleens verandering kunnen komen.

De ‘landbouwvrijstelling’

De waardeontwikkeling van landbouwgrond is in beginsel vrijgesteld van de inkomsten- en vennootschapsbelasting. In beginsel, omdat wel vereist is dat de grond geheel of nagenoeg geheel wordt gebruikt in het kader van de uitoefening van een landbouwbedrijf. In de rechtspraak is dit criterium gesteld op minimaal 90%. Bij het plaatsen van zonnepanelen op landbouwgrond waarbij de oorspronkelijke landbouwactiviteit volledig ophoudt te bestaan, zal dit vereiste tot problemen leiden. De waardeontwikkeling van de grond in de periode dat het wordt gebruikt voor niet-agrarische activiteiten zal daardoor buiten de landbouwvrijstelling vallen.

 

Biologische leghennen

Stel nu dat de zonnepanelen worden geplaatst in de uitloop van biologische leghennen. Vanuit Europese en nationale regelgeving zijn biologische pluimveehouders verplicht om een uitloop te hebben met voldoende begroeiing en beschutting. Het plaatsen van zonnepanelen in de uitloop is toegestaan, mits deze de kippen niet belemmeren in hun scharrelmogelijkheden. Controle-instantie KAT schrijft voor dat de zonnepanelen gelijkmatig verdeeld moeten zijn over de uitloop en maximaal 20% hiervan mogen bedekken. Bovendien moeten ze minimaal 1,5 meter boven de grond staan. De vraag is of dit gevolgen heeft voor de toepassing van de landbouwvrijstelling, nu de oorspronkelijke landbouwactiviteit volledig en onveranderd blijft voortduren. De landbouwgrond wordt feitelijk evenveel gebruikt in het kader van de landbouwactiviteit als voor plaatsing van de zonnepanelen, maar er vindt wel een “verwatering” plaats van het agrarisch gebruik van de grond. Dit kan niet meer 100% zijn nu er een niet-agrarisch gebruik bij is gekomen. De mate van verwatering is echter sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

 

Vermindering agrarisch gebruik

In het geval van de biologische pluimveehouder kan worden verdedigd dat de vermindering van het agrarisch gebruik overeenkomt met het deel van de grond dat waar de paaltjes staan, waarop de zonnepanelen rusten. Berekeningen leiden tot de conclusie dat maximaal 1% van het oppervlak van de uitloop niet meer in het kader van de landbouwactiviteit wordt gebruikt; ver beneden de grens van 10%. Bovendien wordt dit onderbouwd door de verwachting dat de zonnepanelen de uitloop juist ondersteunen. Ze beschermen tegen roofvogels, weersomstandigheden en vangen ontlasting van overvliegende vogels op waardoor de kans op ziektes wordt verlaagd. De zonnepanelen als vervanger van begroeiing hebben in die zin ook nog een zekere agrarische functie.

 

Conclusie

Al met al is het laatste woord over de landbouwvrijstelling ten aanzien van zonneweides nog niet gezegd. Het zal bij de toepasbaarheid steeds sterk afhangen van de omstandigheden. Dat geldt niet alleen voor een zonneweide in de uitloop van biologische leghennen, maar voor elke landbouwgrond. Dit vergt wel enig rekenwerk maar het kan voldoende opleveren.

 

 

 

 

Edwin Sloot, Belastingadviseur Flynth te Dronten en lid van de Vaksectie Recht van de VLB