Skip to content

Verhoging btw-tarief paardenhouderij: wat nu?

Het nieuwe jaar is begonnen en dat brengt veranderingen met zich mee voor paardenondernemers. Per 1 januari 2025 geldt het algemene btw-tarief van 21% voor veel activiteiten in de paardenhouderij die eerder onder het verlaagde tarief van 9% vielen. Wat betekent dit voor jou? In dit artikel zetten we de belangrijkste wijzigingen en tips op een rij.

Waarom deze wijziging?

De overheid wil de btw-regeling vereenvoudigen. De afschaffing van het verlaagde btw-tarief voor agrarische goederen, waaronder paarden, moet hieraan bijdragen. Het verlaagde tarief was oorspronkelijk een gevolg van de inmiddels opgeheven landbouwregeling. Volgens de overheid is deze uitzondering niet langer actueel. Daarom is vanaf 2025 het algemene btw-tarief van 21% van toepassing op diverse agrarische goederen en diensten.

Voor welke activiteiten geldt de btw-verhoging?

Voor de paardenhouderij betekent de wijziging dat de volgende prestaties voortaan belast worden met 21% btw:

  • De opfok van jonge paarden voor derden.
  • Het africhten van jonge paarden.
  • De verkoop van fokmerries, dekhengsten en paarden bestemd voor de landbouw of slacht.
  • De levering van sperma en embryo’s voor voortplanting.
  • De in- en verkoop van foerage (bijvoorbeeld hooi of stro).
  • De in- en verkoop van paardenvoer.

Wat blijft ongewijzigd?

Tarief verdeling pensionstal

Het vervallen van het verlaagde btw-tarief heeft geen gevolgen voor de verdeling van tarieven bij pensionstalling of manegeactiviteiten. Heb je een pensionstalling met zowel een binnen- als buitenrijbaan? Dan geldt nog steeds:

  • 1/3 vrijgesteld van btw: verhuur van boxen.
  • 1/3 belast tegen 9% btw: gelegenheid bieden tot sportbeoefening.
  • 1/3 belast tegen 21% btw: overige prestaties.

Gelegenheid geven tot sport beoefening

Een geruststelling is dat het tarief van 9% voor het gelegenheid geven tot sportbeoefening ongewijzigd blijft. Dit tarief geldt voor diensten die ruiters in staat stellen om gebruik te maken van binnen- en buitenrijbanen of andere sportfaciliteiten. Paardenhouders en ruitersportcentra hoeven zich dus geen zorgen te maken over een directe verhoging van dit tarief.

In het Belastingplan 2025 is wel voorgesteld om het btw-tarief voor sportbeoefening vanaf 2026 te verhogen naar 21%. Deze wijziging zou gevolgen hebben voor de tarieven die nu worden toegepast, bijvoorbeeld bij pensionstallingen met binnen- en buitenrijbanen. Voorlopig is dit plan echter van tafel, waardoor er op korte termijn geen verandering komt. Het is wel belangrijk om de ontwikkelingen nauwlettend te volgen, omdat in de toekomst alsnog wijzigingen kunnen worden doorgevoerd.

Dierlijke supplementen en geneesmiddelen

De btw op voer voor paarden wordt vanaf nu 21%. Dit heeft geen invloed op dierlijke voedings- en sportsupplementen of producten die specifiek zijn geregistreerd als geneesmiddelen. Koop of verkoop je supplementen? Dan is het belangrijk om te weten dat sport- en voedingssupplementen alleen tegen het lage tarief van 9% belast zijn als ze bedoeld zijn voor menselijke consumptie. Voor dierlijke supplementen geldt in principe het hogere tarief van 21%, tenzij het product voldoet aan specifieke voorwaarden voor geneesmiddelen.

Om als geneesmiddel te kwalificeren, moet een product duidelijk gelabeld zijn als ‘diergeneesmiddel’. Ook moet het voldoen aan de vereisten van de Wet Dieren. Op de verpakking moet bovendien worden vermeld voor welke diersoorten het middel bestemd is. Geneesmiddelen vallen onder het 9%-tarief, wat een voordeel kan opleveren voor ondernemers die dit soort producten verkopen. Zorg er dus voor dat je weet onder welk tarief jouw producten vallen en dat je dit correct administreert.

Tips voor ondernemers

Communiceer met je klanten
Voor paardenondernemers is het belangrijk om tijdig in te spelen op de btw-wijzigingen. Als je diensten aanbiedt zoals de opfok of africhting van paarden, is het verstandig om je prijsafspraken met klanten te herzien. Zorg dat je helder communiceert over wat de wijzigingen betekenen voor jouw tarieven en welke gevolgen dit heeft voor de kosten van je klanten.

Controleer je facturen
Daarnaast is het van belang om je inkoopfacturen goed te controleren. Bij de inkoop van hooi, stro of voer moet je erop letten dat het juiste btw-tarief wordt gehanteerd. Dit is namelijk van belang om de btw correct terug te vragen in je aangifte. Ook bij de verkoop van goederen, zoals voer of foerage, moet je rekening houden met de btw-verhoging in je kostprijsberekeningen en marges. Dit kan betekenen dat je je verkoopprijzen moet aanpassen om je winstgevendheid te waarborgen.

Auteurs: Anne Kin, btw-adviseur bij aaff en Frank Rademaekers lid Vaksectie Recht namens aaff.

Afscheid in stijl voor de landbouwvrijstelling

Het Ministerie van Financiën heeft onderzoek laten doen naar mate waarin fiscale regelingen doeltreffend en doelmatig zijn. En wat bleek? Veel regelingen dragen niet bij aan het gewenste doel of zijn niet efficiënt uitvoerbaar. Één de regelingen waarvoor dit geldt is de landbouwvrijstelling in de inkomstenbelasting. Op verzoek van het Ministerie is een vervolgonderzoek gedaan naar de gevolgen van het afschaffen van de landbouwvrijstelling.

In het voorjaar is het vervolgonderzoek aangeboden aan de Tweede Kamer. De uitkomst is dat de afschaffing van de landbouwvrijstelling een logische en uitvoerbare optie is.

De landbouwvrijstelling bestaat al meer dan 100 jaar. Ze is ontstaan om agrarisch ondernemers die eigenaar zijn van grond op dezelfde wijze te belasten als particuliere eigenaren van grond. Dat was in een tijd dat de meeste landbouwgrond in bezit was van particuliere grootgrondbezitters en het grondbezit onder de agrarische ondernemers nog sterk in opkomst was. Inmiddels is de wereld veranderd. De agrarische bedrijven bezitten veel grond zelf. De belastingheffing op grond voor niet-agrariërs is ingrijpend gewijzigd en zal naar het zich laat aanzien komende jaren verder wijzigen. De grondslag voor de vrijstelling komt daarmee te vervallen.

De landbouwvrijstelling heeft tot gevolg dat de waardestijging van landbouwbouwgronden die binnen de eigen landbouwonderneming in gebruik zijn onbelast blijft. De vrijstelling blijft beperkt tot de winst die een gevolg is van de wijziging van de agrarische waarde. Waardestijgingen als gevolg van wijzigende bestemming zijn belast.

Als argument om de landbouwvrijstelling te behouden wordt ook vaak genoemd dat zonder deze vrijstelling bedrijven niet over te dragen zijn. In het onderzoeksrapport wordt geconcludeerd dat dit argument maar beperkt geldt. Er zijn diverse doorschuifregelingen in de belastingwetten opgenomen waardoor de winst op de verkoop van grond achterwege kan blijven. Deze kunnen toegepast worden als geherinvesteerd wordt in vervangende grond en bij overdracht van de onderneming aan een bedrijfsopvolger. Als de landbouwvrijstelling afgeschaft wordt zal alleen bij daadwerkelijke inkrimping of staking van het bedrijf belastingheffing tot een uitstroom van liquide middelen leiden.

Wel heeft het ontbreken van een landbouwvrijstelling invloed op de vermogenspositie bij (gedwongen) liquidatie van de onderneming. Aangezien financiers momenteel meer belang hechten aan de bedrijfsresultaten en kasstromen is het effect voor de financieringsruimte waarschijnlijk ook beperkt.

Het onderzoeksrapport zal ook de aandacht hebben van het nieuwe kabinet. In het Hoofdlijnenakkoord is niets opgenomen over de landbouwvrijstelling. Maar er is wel aangegeven dat men regelingen die niet doeltreffend en doelmatig zijn wil afbouwen.      

In het onderzoek wordt al stil gestaan bij overgangsrecht waarmee voorkomen moet worden dat winsten die in het verleden onbelast waren nu toch in de belaste sfeer komen. De rode draad daarbij is dat een nauwkeurige overgangsregeling veel administratieve lasten en uitvoeringskosten met zich meebrengt. Een regeling die gebaseerd wordt op (regionale) normbedragen zal de voorkeur van de belastingdienst hebben. Dat is een nadeel als de norm gebaseerd wordt op historische transacties en als uw grond een hogere waarde heeft dan andere grond in de regio. Het vrijgestelde bedrag wordt dan mogelijk te laag vastgesteld.

Als u deze onzekerheid wilt vermijden is het verstandig de waardestijging in de grond nog te realiseren nu dat onder de huidige wetgeving nog onbelast mogelijk is. De landbouwvrijstelling verdient een afscheid in stijl.

Frank Rademaekers, manager belastingadvies bij aaff/Alfa, lid van de Vaksectie Recht