Skip to content

Afschrijven op de stal? Pak het slim aan!’

Uit V-focus juli 2017, interview Geesje Rotgers met Peter Ceelen, vicevoorzitter vaksectie recht van de VLB en lid namens Flynth.

De afschrijvingspercentages binnen de inkomstenbelasting zijn verschillend voor de stal en de stal-inventaris. Echter, de fiscus wil er nog wel eens anders over denken dan de ondernemer wat tot de stal en wat tot de inventaris behoort. Peter Ceelen, adviseur fiscale zaken bij Flynth en vicevoorzitter van de Vaksectie Recht van de VLB (Vereniging Accountants en Belastingadviseurs) legt uit hoe het zit met het ‘gebouw’ en de zogenaamde ‘werktuigen’ en ‘aanhorigheden’.

De afschrijving op gebouwen is door de belastingdienst ingeperkt tot 50 procent van de WOZ-waarde. Beneden die waarde mag niet meer worden afgeschreven. De inventaris in een gebouw – de wetgever spreekt van ‘werktuigen’ – kunnen daarentegen worden afgeschreven tot de restwaarde. Voor de ondernemer kan het vanwege de inkomstenbelasting dus gunstig zijn om een zo groot mogelijk deel van het gebouw (bijvoorbeeld een stal) onder de ‘werktuigen’ te kunnen boeken. Zoveel mogelijk kunnen afschrijven verlaagt immers de fiscale winst en is goed voor de liquiditeit.

Maar wanneer moet iets toegerekend worden aan het gebouw, en wanneer is er sprake van een werktuig? In de meeste gevallen is dat wel duidelijk, maar niet altijd, is de ervaring van Peter Ceelen.

De wetgever heeft voor een gebouw de volgende definitie vastgelegd: een gebouw is duurzaam verbonden met de grond, is niet eenvoudig demonteerbaar en is voorzien van een dak en wanden die bescherming geven tegen weer en wind.

Bij werktuigen gaat het om alle zaken die uit het gebouw kunnen worden gehaald, zonder dat deze daarbij al te veel beschadigd raken. Een melktank kan worden verwijderd en behoort dus tot de werktuigen. Hoe zit dat bijvoorbeeld bij een voerhek in een ligboxenstal? In eerste aanleg stelde de belastingdienst dat die bij het gebouw horen, aangezien deze in het beton vastzitten en daarmee niet onbeschadigd verwijderd kan worden. Ceelen deelde deze visie niet. In de huidige ligboxenstal kunnen de voerhekken losgeschroefd worden en als de bevestigingsmoeren verroest zijn met een slijptol worden verwijderd.

Vervolgens werd gesteld dat na verwijderen van de voerhekken het gebouw niet meer als ligboxenstal zou kunnen functioneren. De Hoge Raad heeft beslist dat de ketels binnen in een elektriciteitscentrale ‘werktuigen’ zijn. Deze ketels kunnen immers uit het gebouw worden verwijderd. Maar kan het gebouw zonder ketels nog als elektriciteitscentrale functioneren? En hoe zit dat bij een oven in een crematorium? De oven kan uit het gebouw verwijderd worden, zo is door de rechters beslist. Maar kan het gebouw dan nog als crematorium functioneren? “Dus koppeling aan het bestaande gebruik is geen terechte voorwaarde. Zo zwart wit ligt het dus allemaal niet”, concludeert Ceelen.

Bij de beoordeling of zaken tot het gebouw gerekend moeten worden of tot de werktuigen, moet je je steeds de vragen stellen: kan het eruit en kan het gebouw dan nog als gebouw functioneren? Dus de zaken welke in een gebouw zitten en welke het productieproces in het gebouw dienen en niet het functioneren van het gebouw zelf moeten als werktuigen worden gezien.

Gebouw en werktuigen splitsen

Vanwege het verschil in afschrijfpercentage, maakt het nogal uit dat het gebouw en de werktuigen worden uitgesplitst in de boekhouding.

Ceelen vraagt zich af of bij het vaststellen van de normbedragen in de Taxatiewijzers ten behoeve van de WOZ dit onderscheid voldoende is meegenomen. En daarmee de WOZ waarde van de stallen op de juiste basis is vastgesteld. De normen worden vastgesteld door de Waarderingskamer, echter deze geeft geen inzage in de zaken die als werktuigen resp. gebouw worden beschouwd. ”Als de werktuigen goed zijn geëlimineerd , zou de WOZ-waarde van stallen wel eens lager kunnen liggen dan nu het geval is”, denkt Ceelen. Hij verwijst naar recente rechtspraak waarin is beslist dat de “normering uit de Taxatiewijzer” niet mocht worden gehanteerd bij vaststelling van de WOZ waarde. Het leidde tot onjuiste uitkomsten. Desondanks ziet hij dat weinig boeren in deze gaan procederen. “Dat is begrijpelijk aangezien de procedure veel kans meer kost dan de paar honderd euro die het je oplevert.” Wellicht moet er meer collectief opgetreden worden.

Ceelen adviseert ondernemers bij nieuwbouw met de aannemer te regelen dat deze de aanneemsom voor het kale gebouw enerzijds en de werktuigen anderzijds uitsplitst in de stukken. “Wees er ook alert op dat de boekhouder die uitsplitsing meteen maakt bij nieuwe zaken. Denk dan ook eens aan bijvoorbeeld de kosten voor een verzwaarde stroomaansluiting . Zoiets dient niet voor het functioneren van het gebouw, maar voor de activiteiten in de stal. Zet een dergelijke investering op de balans bij de werktuigen.”

Aanhorigheden

Een tweede vraagstuk betreft de aanhorigheden: wat moet allemaal tot de stal worden gerekend? Alles wat bij de stal hoort, daarvoor geldt ook dat de afschrijving beperkt is tot 50 procent van de WOZ waarde. Horen een mestsilo, een sleufsilo, een voersilo en erfverharding tot de stal? “Ja”, zegt de belastingdienst. “Nee”, zegt Ceelen en daarmee verkondigt hij het standpunt van de VLB. De VLB is over het geschilpunt een rechtszaak gestart zodat de rechter hierover zal beslissen en er duidelijkheid komt. Naar verwachting zal het nog een tot twee jaar duren voor de rechter uitspraak doet.

Volgens Ceelen mag een mestsilo niet worden gezien als aanhorigheid van een stal. “Een mestsilo dient voor de opslag van mest en is niet dienstbaar aan de stal. Een mestsilo heeft een eigen, zelfstandige functie. Een ligboxenstal kan best functioneren zonder mestsilo. Dat geldt ook voor de sleufsilo. Deze is puur bedoeld voor de opslag van het voer en waar de sleufsilo ligt op het erf maakt niet uit. Bovendien heeft een sleufsilo geen dak en biedt dus geen bescherming tegen weer in wind. Het is dus geen gebouw.” Ceelen geeft toe dat de kwestie voor erfverharding iets gecompliceerder ligt. Waartoe dient erfverharding? Gesteld wordt dat deze multifunctioneel is. Een deel van de erfverharding kun je zien als aanhorigheid van de stal. Maar niet alle erfverharding, een deel betreft de toegangsweg tot bijvoorbeeld het achterland, de opslag voor machines en de toegangsweg voor de melkwagen. Hier zou een evenredig deel wel en niet tot de aanhorigheden gerekend moeten worden.

Vooruitlopend op de uitspraak van de rechter adviseert Ceelen de ondernemers om in deze richting de belastingdienst een standpunt in te nemen over wat wel en geen aanhorigheid betreft. “Als de belastingdienst daarmee niet akkoord gaat, teken dan bezwaar aan en vraag uitstel voor motivering aan tot na de uitspraak van de hoogste rechter. Dan heb je het bij voorbaat geregeld.”

Peter Ceelen1

 

 

 

 

 

Peter Ceelen