Bij de belastingdienst zijn de ogen gericht op kleine verlieslatende ondernemingen. De vraag dient zich dan aan of er (nog) wel sprake is van een “bron van inkomen”. Dit speelt met name bij starters en ondernemers die door hun leeftijd de activiteiten langzaam afbouwen.
Op het moment dat komt vast te staan dat er niet langer meer sprake is van een bron van inkomen moet de ondernemer fiscaal staken en dit kan ingrijpende gevolgen hebben, met name voor de afbouwende agrarische ondernemer,
De winst uit onderneming wordt nominalistisch bepaald. Schematisch ziet dit als volgt uit:
+/+ De waarde op het moment van staken.
-/- De waarde aan het begin van het ondernemerschap.
-/- Het saldo van privé opnamen minus stortingen.
= De totale winst uit onderneming.
-/- De eerder belaste jaarwinsten.
= De stakingswinst
De totale winst uit onderneming is nooit gelijk aan het totaal van de jaarwinsten. Dit wordt veroorzaakt door inflatie (onroerende zaken stijgen in waarde) en daarnaast ook door het afschrijven van bedrijfsmiddelen welke in werkelijkheid niet of langzamer in waarde dalen. Dit betekent dat de ondernemer bij staking moet afrekenen over de meerwaarde in gebouwen en rechten, alsmede over de meerwaarde in de grond voor zover deze niet onder de landbouwvrijstelling valt. Tevens moet afgerekend worden over de Fiscale Oudedags Reserve (FOR). De fiscale claim die hieruit voortvloeit is vaak aanzienlijk en komt zelden op het juiste moment.
Wil er sprake zijn van een bron van inkomen, moet er aan een drie eisen voldaan worden: (1) deelname aan het economische verkeer (2) het subjectieve oogmerk om een voordeel te behalen (3) het voordeel moet naar maatschappelijke opvattingen redelijkerwijs te verwachten zijn.
De vraag is hoe beoordeeld moet worden of er sprake is van een bron van inkomen.
- Welke inkomsten en uitgaven tellen mee? Bij de beoordeling of er al dan niet sprake is van een bron van inkomen gaat het om het bedrijfseconomische resultaat ná rentelasten, doch vóór de fiscale aftrekposten.
- Tellen meerwaarden (waardestijgingen) mee? De belastingdienst is van mening dat het verschil tussen de werkelijke waarde van de bedrijfsmiddelen en de boekwaarde daarvan, niet meetellen bij de bepaling of er sprake is van een bron van inkomen. Of dit standpunt juist is, staat nog open. De Hoge Raad heeft hier (nog) geen uitspraak over gedaan.
- Welke neveninkomsten tellen mee? In het geval dat de hoofdactiviteit structureel verliesgevend is, is er geen bron van inkomen. De inkomsten uit nevenactiviteiten veranderen dit oordeel niet.
Indien de nevenactiviteit niet van een beperkte omvang is, kan het wel zo zijn dat deze activiteit een aparte bron van inkomen vormt. - Hoe om te gaan met incidentele baten en lasten? Incidentele baten en lasten tellen niet mee bij de vraag of er een bron van inkomen aanwezig is.
In 1980 concludeerde professor Leo Stevens in “Belasting naar draagkracht’ al dat de doorzetter die na een winstgevende of opbrengst verwervende activiteit in de verliesjaren niet van ophouden weet, niet te snel met een hobbyist moet worden vereenzelvigd.
Met andere woorden voor een starter is het moeilijker om aan te tonen dat zijn bedrijf een bron van inkomen is, dan voor de ondernemer die zijn onderneming langzaam aan het afbouwen is.
Om uit de brondiscussie te blijven en een verplichte staking te voorkomen is het niet altijd voordelig om zijn fiscaal resultaat te minimaliseren. Vaak hebben uitgaven een gemengd karakter en zijn slechts gedeeltelijk kosten.
Het afrekenen bij staking van de onderneming is helaas niet te voorkomen, wel kan de ondernemer voorkomen dat het afrekenen zich op een onverwacht, en dus ongewenst, moment aandient. Pleeg overleg met de adviseur over de mogelijkheid om bij staking de fiscale claim te beperken.
Auteurs: Leden Vaksectie Recht namens Flynth en Peter Urlings