Bewerkte tekst. Brontekst is nieuwsbericht ABAB accountants en adviseurs van 7 juni 2019 met interview Bert van den Kerkhof, voorzitter Vaksectie Recht VLB
Veehouders hebben bij de overstap van de landbouwregeling naar de normale regeling recht op teruggaaf van de omzetbelasting, ook voor gebruiksvee.
Veehouders kunnen de omzetbelasting over opfokkosten (zoals voer, huisvesting en dierenarts en andere verzorgingskosten) tijdens de opfokperiode herzien op het moment dat zij de overstap maken van de landbouwregeling naar de normale regeling voor de omzetbelasting. Dit heeft de hoogste rechtelijke instantie in ons land op 7 juni jl. geconcludeerd.
In de procedure, die is door VLB-lid ABAB voor vijf van haar klanten is gevoerd, gaat het om de teruggaaf van de omzetbelasting op jong- en melkvee. Samengevat: een veehouder die kalveren opfokt tot melkkoeien maakt daarvoor opfokkosten. De veehouder zit tot 1 juli 2013 in de landbouwregeling, hierdoor is hij geen omzetbelasting verschuldigd over de vergoeding voor door hem geleverde melk en kan hij de aan deze leveringen toerekenbare omzetbelasting niet in aftrek brengen. Over het laatste tijdvak van 2013 verzoekt de veehouder de belastingdienst om teruggaaf van de omzetbelasting voor de opfokkosten voor zowel de kalveren die hij hij heeft op 1 juli en pas nadien als melkkoe zijn gebruikt, als voor de kalveren die hij reeds voor 1 juli 2013 als melkkoe in gebruik heeft genomen. De Hoge Raad oordeelt dat zowel voor de kalveren als de melkkoeien de aftrek van omzetbelasting kan worden herzien. Het opfokken is aan te merken als het ontwikkelen van een bedrijfsmiddel. Dit houdt in dat de omzetbelasting die daarvoor in rekening is gebracht, aftrekbaar is overeenkomstig de bestemming en kan worden herzien (lees: gedeeltelijk worden teruggevraagd).
De leden van de VLB zijn zeer verheugd met het eindoordeel. Dit komt mede door het verloop van de procedure. In de procedure voor de rechtbank, werden de veehouders in het gelijk gesteld, in hoger beroep door het gerechtshof in het ongelijk. De advocaat-generaal bracht in augustus 2018 een negatief advies uit aan de Hoge Raad en (pas) na negen maanden later wijst de Hoge Raad, in afwijking van het advies van de advocaat-generaal, het beroep in cassatie toe. Bert van den Kerkhof, voorzitter van de Vaksectie Recht van de VLB die de procedure heeft gevoerd namens de veehouders, schreef na het negatieve advies van de advocaat-generaal de Hoge Raad aan om opnieuw het standpunt van de veehouders te verwoorden. Dit in een ultieme poging om toch gelijk te krijgen.
Fors uitstralingseffect
Het arrest van de Hoge Raad is goed nieuws voor alle veehouders met gebruiksvee (melkvee en fokzeugen) die op 1 januari 2018 door de afschaffing van de landbouwregeling verplicht van de landbouwregeling naar de normale regeling over moesten. Deze (voormalige) ‘landbouwregelaars’ kunnen op grond van dit arrest alsnog een gedeelte van de omzetbelasting die tijdens de opfokfase is betaald, terugvragen.
De juridische strijd heeft vijf jaar geduurd. Dat voor de eindoverwinning veel geduld, inzet en expertise nodig is geweest volgt mede uit eerder gepubliceerde nieuwsberichten:
- Reactie op wetsvoorstel over afschaffing btw-landbouwregeling
- VLB en schaken op twee borden
- Uitspraak Hof kost veehouders veel geld
- VLB maakt praktische afspraken om btw herziening terug te kunnen vragen
Bernadette Roos, secretaris VLB