Betreft: bewerkte tekst van de publicatie in Nieuwe Oogst d.d. 5 januari 2019
Samenwerken met de Belastingdienst voor de winstaangifte 2018. De boekhouding van de agrariër bevat activa die specifiek zijn voor de landbouw. Denk daarbij bijvoorbeeld aan bedrijfsgebouwen, bedrijfsmachines, vee, voorraden, productierechten. Aan al die activa moet op balansdatum een waarde worden toegekend om het resultaat over het boekjaar te kunnen berekenen. Door samenwerking wordt de waarde (de ‘normen’) op efficiënte wijze vastgesteld.
De samenwerking bestaat eruit dat vertegenwoordigers van de Belastingdienst en van de landbouwers, waaronder LTO NL en de Vereniging van accountants en belastingadviesbureaus ‘VLB’, afspraken maken over de waarde van honderden activa. Dat doen ze van jaar tot jaar. De waarde van ‘boeren’-activa wordt op 31 december 2018 vastgelegd en onder de noemer ‘Landelijke Landbouwnormen’ gepubliceerd. Recent zijn de normen voor 2018 bekend geworden. De Belastingdienst zet de normen op haar website zodat iedereen er kennis van kan nemen. In de praktijk benutten vooral de financieel dienstverleners van de agrariërs en de Belastingdienst de ‘Landelijke Landbouwnormen’. De ene partij verzorgt, de andere partij controleert de belastingaangifte van de agrariër.
Normen en richtlijnen. De Landelijke Landbouwnormen 2018 bevatten naast normen ook richtlijnen. Ze worden door alle eenheden van de Belastingdienst gebruikt, van Leeuwarden tot aan Maastricht. De Belastingdienst wijkt hier niet van af. Voor de agrariër heeft dit als voordeel dat hij weet waar hij aan toe is. De agrariër heeft de rechtszekerheid dat wanneer hij zich aan de normen houdt, de Belastingdienst hiermee akkoord moet gaan. Voor privégebruik van eigen producten en energie gelden geen normen maar richtlijnen. Als die richtlijnen niet passen in de persoonlijke situatie van de agrariër, kan ervan worden afgeweken.
Afwijken. De agrariër kan afwijken van de normen want het zijn geen wetten. Stel een agrariër neemt een ander standpunt in over ‘betalingsrechten’ of past een andere afschrijvingspercentage toe. Hij moet dan van de afwijking van de normen melding maken in zijn winstaangifte en de afwijking gedegen onderbouwen want hij kan er zeker van zijn dat de Belastingdienst extra ‘aandacht’ besteedt aan de aangifte. Een individuele agrariër kan via bezwaar of beroep een andere norm verdedigen.
Nieuw in 2018. De belangrijkste veranderingen ten opzichte van vorig jaar zijn:
Alle normbedragen zijn bedragen zonder omzetbelasting. Dit komt doordat op 31 december 2017 de btw-landbouwregeling is afgeschaft. Hierdoor zijn alle landbouwers vanaf 1 januari 2018 ondernemer voor de btw.
In het hoofdstuk Productierechten, zijn nieuw toegevoegd de normen over melkveefosfaatrechten. Dit omdat de melkveefosfaatrechten op 1 januari 2018 zijn ingevoerd. Voor toegewezen fosfaatrechten heeft de veehouder niets betaald zodat afschrijving daarop niet speelt. Voor aangekochte fosfaatrechten is betaald en daarop kan worden afgeschreven. De afschrijvingstermijn loopt tot einde 2027.
Hoe de afschrijving te berekenen? Een voorbeeld zoals opgenomen in de Landelijke Landbouwnormen:
Als u op 1 oktober 2018 hebt geïnvesteerd in (niet benutte) melkveefosfaatrechten en deze rechten in gebruik neemt, dan schrijft u die rechten af rekening houdend met de einddatum van 31 december 2027. De periode tussen 1 oktober 2018 en 31 december 2027 is daarmee 9 jaar en 3 maanden (111 maanden). In het jaar 2018 kunt u dan 3/111 van de aanschafkosten van de melkveefosfaatrechten afschrijven.
Hoe om te gaan met aangekochte benutte melkveefosfaatrechten? Een toelichting:
Indien in 2018 wordt geïnvesteerd in benutte melkveefosfaatrechten die reeds bij RVO zijn geregistreerd, is het niet mogelijk om deze melkveefosfaatrechten in 2018 in gebruik te nemen. De aangekochte benutte melkveefosfaatrechten zijn pas te gebruiken in het nieuwe kalenderjaar. Afschrijving over de aangekochte benutte melkveefosfaatrechten kan pas aanvangen per datum ingebruikname. Het is zodoende niet mogelijk om reeds in 2018 af te schrijven over de aangeschafte benutte melkveefosfaatrechten.
Verder is in het hoofdstuk Productierechten de afschrijving op varkensrechten- en pluimveerechten. m.b.t. het jaar 2017 aangepast. Dit komt doordat er eerder geen gezamenlijke afspraak over was gemaakt. Die is er nu dus wel en houdt in dat over genoemde dierrechten in het jaar 2017 nog 20% van de aanschafprijs afgeschreven kan worden. In de normen 2017, die eenzijdig door de Belastingdienst waren vastgesteld, was het percentage over 2017 beduidend lager. Boekhoudingen en aangiften inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting over 2017 kunnen gecorrigeerd worden. Het kan praktischer zijn in om de boekhouding van 2018 een ‘inhaalafschrijving over 2017’ te verwerken.
Op varkens- en pluimveerechten die na 1 januari 2018 zijn aangeschaft, kunt de veehouder in 2018 naar tijdsgelang afschrijven rekening houdend met de einddatum van 31 december 2027. Een voorbeeld:
Als u op 1 juli 2018 hebt geïnvesteerd in varkensrechten en deze rechten in gebruik neemt, dan schrijft u die rechten af rekening houdend met de einddatum van 31 december 2027. De periode tussen 1 juli 2018 en 31 december 2027 is daarmee 9 jaar en 6 maanden (114 maanden). In het jaar 2018 kunt u dan maximaal 6/114 van de aanschafkosten van de varkensrechten afschrijven.
Samenvattend: Met de fiscale landbouwnormen 2018 heeft de agrariër duidelijkheid welke regels de Belastingdienst volgt bij de beoordeling van zijn belastingaangifte. De Belastingdienst mag er niet van afwijken, maar de agrariër wel. Dit moet hij dan helder aangeven in de belastingaangifte en gedegen kunnen motiveren.
Bernadette Roos, secretaris VLB