Skip to content

Waar op letten bij de Gecombineerde opgave 2022?

De Gecombineerde opgave is de jaarlijkse opgave voor agrarische ondernemers. Dit jaar is de laatste keer dat de uitbetaling van betalingsrechten kan worden aangevraagd. Vanuit het GLB en het mestbeleid zijn er verder weinig veranderingen. Toch is het ook dit jaar opnieuw goed opletten bij het doen van de opgave. De VLB heeft de belangrijkste aandachtspunten hieronder voor je op een rij gezet.

Uitnodiging voor de opgave

RVO nodigt niet alle ondernemers tegelijk uit om de Gecombineerde opgave te doen. Dit gebeurt verspreid, onder andere om de piekbelasting bij RVO-klantcontact te beperken. Als je een uitnodiging krijgt, ben je verplicht om de opgave in te vullen. In principe worden alle bedrijven uitgenodigd die bij de KvK met een agrarische SBI-code staan ingeschreven, bedrijven die verplicht opgave vanuit het mestbeleid moeten doen, bedrijven die vorig jaar subsidie hebben aangevraagd en/of glastuinders i.v.m. de verplichte emissieaangifte.

Een goede voorbereiding

Je vult de opgave in op mijn.rvo.nl. Om de opgave in te kunnen vullen, heb je een aantal zaken nodig die je het beste vooraf kunt regelen, zoals een geldig eHerkenningsmiddel.  Uiteraard kun je ook je adviseur machtigen om de opgave in te laten vullen, of te laten controleren. De medewerkers van de VLB kantoren – ABAB, AcconAVM, Alfa, Countus en Flynth – zijn deskundig en hebben veel ervaring met het doen van een juiste en volledige opgave.

Juiste registratie

Voor de uitbetaling uit het GLB moet je een actieve landbouwer zijn. Hiervan is sprake als je bedrijf op 15 mei met een landbouwactiviteit als hoofdactiviteit staat ingeschreven bij KvK. Verandert je inschrijving bij KvK? Zorg er dan voor dat de registratie uiterlijk 15 mei 2022 is aangepast. Heb je te maken met een bedrijfsoverdracht of een juridische wijziging met een overdrachtsdatum vóór 15 mei? Zorg er dan voor dat je het nieuwe bedrijf op tijd inschrijft bij KvK.

Percelen aanpassen aan nieuwe BGT-grenzen

In 2020 en 2021 konden al veel grondgebruikers de topografische grenzen van hun percelen controleren in de BGT-check. Het merendeel van deze bedrijven is inmiddels over gegaan naar de nieuwe topografische grenzen. Hierover heeft RVO eind februari een brief gestuurd. De kans is groot dat de eerdere intekening van je gewaspercelen niet meer klopt. In ‘Mijn percelen’ moet je de intekening aanpassen. Ligt een deel van een ingetekend gewasperceel buiten de BGT-grens? Knip dit rode stuk er dan af. Heb je een stuk binnen de BGT-grens nog niet ingetekend? Dan kun je dit groene deel toevoegen. Klopt een grens niet? Teken dan, zoals altijd, de werkelijke situatie in.

Keuze analyseresultaten i.v.m. fosfaattoestand

Sinds 2021 wordt de fosfaattoestand bepaald op basis van P-CACl2 en P-Al-getallen. Deze gecombineerde fosfaatindicator vervangt het PAL- en Pw-getal. Heb je een verslag met monsterdatum vóór 1-1-2021 met de nieuwe én de oude getallen? Dan mag je per (topografisch) perceel kiezen welke je gebruikt. De fosfaatplaatsingsruimte kan daarbij verschillen. Ga dus goed na welke analyseresultaten je invult. Dit heeft namelijk invloed op de hoeveelheid aan- of af te voeren mest, de eventuele mestverwerkingsplicht en de grondgebondenheid.

Derogatie en 80% grasland

In het onderdeel ‘Samenvatting Mest en Grond’ ontbreekt informatie over derogatie. Je kunt in de Gecombineerde opgave dus niet zien of je met de opgegeven percelen voldoet aan de eis dat 80 procent van de landbouwgrond in gebruik is als grasland. Het is immers nog niet bekend of Nederland derogatie heeft in 2022. De Europese commissie heeft hierover nog geen beslissing genomen.

Laatste keer overdracht betalingsrechten

In 2023 gaat het nieuwe GLB in. Daarom vervallen vanaf 31 december alle betalingsrechten. In plaats daarvan komt er een basispremie per hectare landbouwgrond. Wil je dit laatste jaar nog betalingsrechten overdragen, zodat de koper of huurder deze voor het betalingsjaar 2022 krijgt uitbetaald? Meld de overdracht dan uiterlijk 15 mei want  overdragen na 15 mei 2022 is zinloos. Houd er rekening mee dat een overdracht pas volledig is gemeld als beide partijen de melding hebben ondertekend met een TAN-code. De koper of huurder van betalingsrechten moet voldoen aan de voorwaarde van actieve landbouwer.

Houd alvast rekening met nieuwe eco-regeling

Vanaf 2023 verandert het GLB waarbij de grootste verandering de nieuwe eco-regeling is. Met het uitvoeren van eco-activiteiten draag je bij aan 5 doelen: bodem, biodiversiteit, klimaat, landschap en water. Scoor je op alle 5 doelen voldoende punten, dan kom je in aanmerking voor een extra premie, bovenop de basispremie. De circa twintig eco-activiteiten zijn nog niet definitief. ‘Langjarig grasland > 5 jaar’ en ‘groenbedekking tot 1 maart’ zijn twee waarschijnlijke eco-activiteiten om mogelijk nu al rekening mee te houden in het bouwplan. Lees meer via de eco regeling.

Extra betaling jonge landbouwers in 2022, en daarna

In de Gecombineerde opgave 2022 kunnen jonge landbouwers nog altijd de extra betaling aanvragen. Deze betaling van circa € 50 geldt voor maximaal 90 betalingsrechten, en kun je maximaal 5 jaar krijgen. Het is de bedoeling dat de termijn van 5 jaar gewoon doorloopt in het nieuwe GLB vanaf 2023. De uitbetaling zal dan wijzigen van een bedrag per betalingsrecht naar een totaalbedrag van ongeveer € 2.800 per bedrijf. Daarnaast komen deze jonge landbouwers in aanmerking voor een nieuwe, eenmalig vestigingssteun, als zij voldoen aan de gestelde voorwaarden. Voor nieuwe aanvragers in 2023 wordt de extra betaling jonge landbouwers gekoppeld aan de vestigingssteun: zonder vestigingssteun geen extra betaling. De regeling in 2023 wordt nog nader uitgewerkt.

 Ondertekenen met eHerkenning

Sinds enkele jaren kun je de opgave ondertekenen met eHerkenning in plaats van met een TAN-code. Dit kan alleen als jij, of je gemachtigde adviseur, met eHerkenning inlogt. Je hebt een eHerkenningsmiddel nodig met betrouwbaarheidsniveau 2+ of 3. De adviseurs van de bij de VLB aangesloten kantoren kunnen als gemachtigde zonder problemen jouw opgave indienen.

Jeroen van den Hengel, lid VLB Vaksectie Agro Bedrijfskunde en werkzaam als bedrijfskundig adviseur bij Alfa Accountants en Adviseurs.

Kringloopwijzer

Intensieve bedrijven hoger excretievoordeel maar lager bedrijfsresultaat

Iedere melkveehouder is vanuit de zuivelverwerking verplicht gesteld de Kringloopwijzer in te vullen. De KringloopWijzer geeft inzicht in de bedrijfsprestaties op het gebied van mineralenefficiëntie. Uit de gegevens over 2020 die Flynth voor de melkveehouders heeft verwerkt blijkt dat grotere bedrijven in melkproductie, ook een hogere melkproductie per koe realiseren en een hogere intensiteit hebben. Gelijktijdig loopt ook het voordeel van de bedrijfsspecifieke excretie op. Een droge zomer laat de effecten zien op de grasopbrengst en voeraankopen. Het bedrijfsresultaat staat onder druk.

Meer melk per ha

Uit de database zijn de gegevens van melkveebedrijven verdeeld in groepen op basis van de melkproductie per ha, oftewel de intensiteit. Naarmate de intensiteit van bedrijven toeneemt, produceren de koeien gemiddeld meer melk. Melkveehouders met een intensiteit van minder dan 12.000 kg melk per ha produceren gemiddeld bijna 7.700 kg melk per koe. Bedrijven met meer dan 24.000 kg melk per ha leveren ruim 9.900 kg melk per koe. De bedrijfsintensiteit heeft ook een relatie met de afkalfleeftijd. Deze ligt lager naarmate de intensiteit hoger ligt. De meest extensieve bedrijven realiseren een leeftijd bij eerste keer afkalven van 25,9 maanden, terwijl de intensiefste bedrijven een afkalfleeftijd realiseren van 24,4 maanden.

Betere stikstofbenutting

Melkveehouders met bedrijven met een hogere intensiteit dienen een zwaardere stikstofgift kunstmest toe dan op de extensievere bedrijven. De hoeveelheid varieert van gemiddeld 98 tot 137 kg stikstof per ha. De stikstofbenutting uit mest ligt lager naarmate er meer mest wordt toegediend. De benutting van stikstof op intensieve bedrijven is hoger op de onderdelen veestapel en bodem. De grasopbrengst ligt met circa 10.200 kg drogestof per ha hoger dan de bijna 8.200 kg drogestof per ha bij de meest extensieve groep en ruim 9.500 kg drogestof bij de groep met een intensiteit van 12 tot 16 ton melk per ha.

Verschillen in rantsoen, verschillen in voordeel bedrijfsspecifieke excretie

De verschillen tussen de intensiteitsklassen voor wat betreft VEM in de graskuilen lopen uiteen van 888 VEM bij de extensiefste groep tot 930 VEM bij de intensiefste groep. Echter, de variatie tussen de individuele bedrijven is vele malen groter. De aangelegde graskuilen op bedrijfsniveau op jaarbasis variëren van iets meer dan 800 VEM tot bijna 1.000 VEM! De intensievere bedrijven maken eiwitrijkere graskuilen. Per kg drogestof bevat het rantsoen min of meer dezelfde hoeveelheid eiwit. Dit varieert tussen de groepen van 163 tot 169 gram per kg. De intensievere groep voert met 996 VEM een veel energierijker rantsoen dan de extensieve groep met 965 VEM. De voerefficiëntie is op de intensieve bedrijven hoger: 1,20 versus 1,01. Deze factoren hebben er mede voor gezorgd dat het BEX-voordeel gemiddeld oploopt van 4% negatief voor de extensieve groep tot 1% positief voor de intensieve groep. Echter, ook hier geldt weer een variatie tussen de individuele bedrijven van 20% nadeel tot 20% voordeel op stikstofexcretie.

Invloed op bedrijfsresultaat

Een hoger voordeel bij de bedrijfsspecifieke excretie is niet direct gerelateerd met het bedrijfsresultaat. Intensieve bedrijven hebben een hoger krachtvoeraandeel in het rantsoen en voeren relatief meer bijproducten. Als gevolg hier van zijn de voerkosten bij bedrijven met meer dan 24.000 kg melk per ha 3,3 cent per 100 kg melk hoger. Het bedrijfsresultaat per kg melk is het best voor melkveehouders in de meest extensieve klasse. Echter, door de grotere hoeveelheid melk scoort de groep van 16.000 tot 20.000 kg melk per ha op bedrijfsniveau het hoogste bedrijfsresultaat, al sluiten de bedrijven tussen 12 en 16, maar ook 20 en 24 ton melk per ha hier dicht bij aan. Gemiddeld was intensiteit dus niet van grote invloed op het bedrijfsresultaat. Wel laat de intensiefste groep, die met 1,5 miljoen kg melk per bedrijf ook nog eens de groep is met de grootste bedrijfsomvang, een lager resultaat zien. Het percentage eiwit van eigen land bij de groep tussen 12 en 16 ton melk per ha ligt op 59%. Dat bij een opbrengst op grasland van ruim 9.700 kg drogestof. Een jaar eerder realiseerde deze groep nog een aandeel van 64% eiwit van eigen land, bij 10.800 kg drogestof per ha. Met oog op de doelstelling om over enkele jaren het percentage eiwit van eigen land op 65% te hebben, ligt er ook voor deze bedrijven nog een uitdaging. Natuurlijk moet rekening worden gehouden met de aard van het groeiseizoen, maar het geeft aan bij welke tegenslag de norm niet gehaald wordt.

Managementtool

De KringloopWijzer is een managementtool die bij kan dragen aan het optimaliseren van de mineralenkringlopen op uw bedrijf. De discussie over grondgebonden ondernemen in relatie tot efficiëntie kunnen soms haaks op elkaar staan. Belangrijk is om voor uw unieke bedrijfssituatie de kansen en mogelijkheden te beoordelen én te pakken.

Rinus Wientjens is bedrijfsadviseur bij Flynth adviseurs en accountants

Voor- en nadelen van een BV

Agrarische ondernemingen worden traditioneel vaak in de vorm van een eenmanszaak, maatschap of vof uitgeoefend. Maar ook in de agropraktijk zien we steeds vaker dat gekozen wordt voor de BV. In dit artikel wordt een aantal aspecten beschreven die belangrijk zijn bij de afweging om wel of niet voor de BV te kiezen.

Vergelijking tarieven (cijfers 2022)

De winst van een agrariër die zijn onderneming in de vorm van een eenmanszaak uitoefent, wordt in box 1 belast met inkomstenbelasting. Tot een belastbaar inkomen van € 69.398 bedraagt het tarief 37,07%, daarboven is het tarief 49,5%. De ondernemer kan gebruikmaken van diverse faciliteiten in de inkomstenbelasting, denk aan ondernemersaftrek, MKB-winstvrijstelling, VAMIL, EIA en MIA. Het tarief waartegen de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling afgetrokken kunnen worden, wordt echter stapsgewijs verlaagd tot 37,07%. Ook de zelfstandigenaftrek wordt in stappen verlaagd. Daardoor kan het aantrekkelijker worden om de overstap naar de BV te maken.

De winst in een BV is belast met vennootschapsbelasting. De winst tot en met € 395.000 wordt belast met 15% vennootschapsbelasting, daarboven is het tarief 25,8%. De winsten die uit de BV gehaald worden, zijn in box 2 belast met 26,9% inkomstenbelasting. Deze heffing komt in principe pas aan de orde als er dividend uitgekeerd wordt, als de BV opgeheven wordt of als de aandelen in de BV verkocht worden. Dit laatste is een groot voordeel van de BV. Doordat een deel van de belastingheffing uitgesteld wordt, blijven er meer liquide middelen over, die weer geïnvesteerd kunnen worden in de onderneming. Met name bij een belastbare winst boven de € 69.398 kan een BV voordeliger worden.

Gebruikelijk loon

De ondernemer die zijn onderneming inbrengt in een BV, krijgt te maken met de gebruikelijk loonregeling; de aandeelhouder van de BV wordt geacht een loon te krijgen vanuit de BV. Het gebruikelijk loon is in principe € 47.000, maar kan afhankelijk van de omstandigheden van het geval lager of hoger zijn. Dit loon wordt belast met loonbelasting, waarvoor dezelfde tarieven gelden als de inkomstenbelastingtarieven die hiervoor genoemd zijn.

Landbouwvrijstelling

Een belangrijke reden voor agrarische ondernemers om niet voor de BV te kiezen is de landbouwvrijstelling. Zowel in box 1 van de inkomstenbelasting als in de vennootschapsbelasting is de landbouwvrijstelling van toepassing. Op de inkomsten uit de BV die belast worden in box 2, is de landbouwvrijstelling echter niet van toepassing. Dat betekent dat op de waardestijging van de gronden een belastingclaim van 26,9% komt te rusten. Op dit moment is dit het grootste nadeel van de BV in de agrarische sector, met name voor bedrijven met veel grond.

Aansprakelijkheid

Een voordeel van de BV is dat voorkomen kan worden dat de ondernemer in privé aansprakelijk gesteld wordt voor schulden van de onderneming. Soms eisen schuldeisers echter alsnog dat de ondernemer in privé meetekent voor de schulden. Bij inbreng van een onderneming in de BV blijft de ondernemer wel aansprakelijk voor de schulden die er al waren op het moment van inbreng

Fosfaatrechten

Voor een melkveebedrijf is inbreng in een BV vaak ongunstig, omdat de fosfaatrechten dan afgeroomd worden.

Conclusie

Of een BV in een concreet geval voordeliger is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, zoals de hoogte van de winst, de afschrijvingsmogelijkheden, hoeveel hectare grond er is, etc.

Deze content is aangereikt aan de redactie van Nieuwe Oogst tbv de verenigingspagina van LTO Noord. In de Kersteditie van 2021 is het artikel gepubliceerd

Ellen Smit, belastingadviseur / juridisch adviseur, lid van de Vaksectie Recht VLB namens Countus