Skip to content

Afscheid in stijl voor de landbouwvrijstelling

Het Ministerie van Financiën heeft onderzoek laten doen naar mate waarin fiscale regelingen doeltreffend en doelmatig zijn. En wat bleek? Veel regelingen dragen niet bij aan het gewenste doel of zijn niet efficiënt uitvoerbaar. Één de regelingen waarvoor dit geldt is de landbouwvrijstelling in de inkomstenbelasting. Op verzoek van het Ministerie is een vervolgonderzoek gedaan naar de gevolgen van het afschaffen van de landbouwvrijstelling.

In het voorjaar is het vervolgonderzoek aangeboden aan de Tweede Kamer. De uitkomst is dat de afschaffing van de landbouwvrijstelling een logische en uitvoerbare optie is.

De landbouwvrijstelling bestaat al meer dan 100 jaar. Ze is ontstaan om agrarisch ondernemers die eigenaar zijn van grond op dezelfde wijze te belasten als particuliere eigenaren van grond. Dat was in een tijd dat de meeste landbouwgrond in bezit was van particuliere grootgrondbezitters en het grondbezit onder de agrarische ondernemers nog sterk in opkomst was. Inmiddels is de wereld veranderd. De agrarische bedrijven bezitten veel grond zelf. De belastingheffing op grond voor niet-agrariërs is ingrijpend gewijzigd en zal naar het zich laat aanzien komende jaren verder wijzigen. De grondslag voor de vrijstelling komt daarmee te vervallen.

De landbouwvrijstelling heeft tot gevolg dat de waardestijging van landbouwbouwgronden die binnen de eigen landbouwonderneming in gebruik zijn onbelast blijft. De vrijstelling blijft beperkt tot de winst die een gevolg is van de wijziging van de agrarische waarde. Waardestijgingen als gevolg van wijzigende bestemming zijn belast.

Als argument om de landbouwvrijstelling te behouden wordt ook vaak genoemd dat zonder deze vrijstelling bedrijven niet over te dragen zijn. In het onderzoeksrapport wordt geconcludeerd dat dit argument maar beperkt geldt. Er zijn diverse doorschuifregelingen in de belastingwetten opgenomen waardoor de winst op de verkoop van grond achterwege kan blijven. Deze kunnen toegepast worden als geherinvesteerd wordt in vervangende grond en bij overdracht van de onderneming aan een bedrijfsopvolger. Als de landbouwvrijstelling afgeschaft wordt zal alleen bij daadwerkelijke inkrimping of staking van het bedrijf belastingheffing tot een uitstroom van liquide middelen leiden.

Wel heeft het ontbreken van een landbouwvrijstelling invloed op de vermogenspositie bij (gedwongen) liquidatie van de onderneming. Aangezien financiers momenteel meer belang hechten aan de bedrijfsresultaten en kasstromen is het effect voor de financieringsruimte waarschijnlijk ook beperkt.

Het onderzoeksrapport zal ook de aandacht hebben van het nieuwe kabinet. In het Hoofdlijnenakkoord is niets opgenomen over de landbouwvrijstelling. Maar er is wel aangegeven dat men regelingen die niet doeltreffend en doelmatig zijn wil afbouwen.      

In het onderzoek wordt al stil gestaan bij overgangsrecht waarmee voorkomen moet worden dat winsten die in het verleden onbelast waren nu toch in de belaste sfeer komen. De rode draad daarbij is dat een nauwkeurige overgangsregeling veel administratieve lasten en uitvoeringskosten met zich meebrengt. Een regeling die gebaseerd wordt op (regionale) normbedragen zal de voorkeur van de belastingdienst hebben. Dat is een nadeel als de norm gebaseerd wordt op historische transacties en als uw grond een hogere waarde heeft dan andere grond in de regio. Het vrijgestelde bedrag wordt dan mogelijk te laag vastgesteld.

Als u deze onzekerheid wilt vermijden is het verstandig de waardestijging in de grond nog te realiseren nu dat onder de huidige wetgeving nog onbelast mogelijk is. De landbouwvrijstelling verdient een afscheid in stijl.

Frank Rademaekers, manager belastingadvies bij aaff/Alfa, lid van de Vaksectie Recht

Kavelruil blijft fiscaal voordelig

De koper van grond of gebouwen is overdrachtsbelasting verschuldigd over de waarde of aankoopprijs. Het tarief is voor een woning die men zelf gaat bewonen 2% (voor starters tot 35 jaar geldt een vrijstelling), maar in alle andere gevallen 10,4%. Er gelden vrijstellingen voor bijvoorbeeld bedrijfsopvolging in de familiekring en voor verkrijging van landcultuurbouwgrond, maar overigens is de 10,4% belasting een forse kostenpost bij verkrijging van met name gebouwen. De kavelruil kan hier uitkomst bieden.

Bij een kavelruil brengen drie of meer partijen grond of gebouwen in, gelegen in het buitengebied, waarna deze onder hen worden (her)verdeeld. Ook partijen die alleen grond kopen of verkopen kunnen aanhaken. Bij een kavelruil geldt ook een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting. Vooral voor gebouwen is dat zeer aantrekkelijk. Daarnaast geldt er bij kavelruil geen ‘volgtermijn’ van 10 jaar waar binnen de vrijstelling nog zou kunnen worden teruggenomen.

In de praktijk wordt dan ook goed gelet op de kansen om transacties in het buitengebied te bundelen in een kavelruil. De uitvoering van een kavelruil is in handen van de notaris. Die zal eerst een kavelruilovereenkomst opstellen en die laten registreren. Daarna volgt de eigenlijke akte van kavelruil. Een ‘notarieel’ voordeel van een kavelruil is dat rechten van hypotheek op de in te brengen grond direct over kunnen gaan op de grond of gebouwen die bij de kavelruil aan de inbrenger worden toegedeeld.

Sinds 1 januari 2024 is de kavelruil opgenomen in de nieuwe Omgevingswet. Hoewel die overgang eigenlijk ‘beleidsneutraal’ zou verlopen, lijkt die wet op één punt toch een nadere voorwaarde te stellen aan een kavelruil. In de nieuwe wet staat namelijk: ‘Een kavelruil landelijk gebied is een kavelruilovereenkomst die strekt tot verbetering van een gebied in overeenstemming met de functies die aan de betrokken locaties zijn toegedeeld’. Dit betreft de ‘materiële verbeteringseis’: een kavelruil moet leiden tot een objectieve verbetering van de inrichting van het landelijk gebied. Deze eis was onder de regeling die gold tot 2024 naar de achtergrond geraakt, maar lijkt met de nieuwe wet weer terug. Notarissen zullen vanaf dit jaar dan ook weer ‘enig verhaal’ willen hebben bij een kavelruil en mogelijk ook de belastingdienst waar het gaat om de fiscale vrijstelling.

Tenslotte moet nog vermeld worden dat recent een wijziging van de vrijstelling overdrachtsbelasting voor kavelruilen is voorgesteld. Volgens dit voorstel zouden woningen alleen nog kwalificeren als zij feitelijk functioneren als agrarische bedrijfswoning. Voor andere (bedrijfs)gebouwen gaat de eis gelden dat deze ‘bedrijfsmatig ten behoeve van de landbouw worden geëxploiteerd’. Verder gaat voor woningen en gebouwen ook een 10 jaar volgtermijn gelden. LTO en VLB hebben commentaar geleverd op het wetsvoorstel. De wijziging zou in 2025 moeten ingaan.

Conclusie. Ondanks deze aanscherpingen blijft de kavelruil, vooral vanwege de vrijstelling voor de overdrachtsbelasting, een aantrekkelijk instrument. Het kan interessant om een kavelruil nog dit jaar af te ronden, voordat de voorwaarden voor de fiscale vrijstelling strenger worden.

Auteur: André Verduijn, senior fiscalist en lid van de Vaksectie Recht namens Countus

André Verduijn, senior fiscalist en lid van de Vaksectie Recht namens Countus

Deze content is aangereikt aan de redactie van Nieuwe Oogst is 22 juni 2024 gepubliceerd in de rubriek Fiscale Zaken

VLB-reactie op concept wettekst BOR en DSR

De VLB heeft gereageerd op het Wetsvoorstel aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025. Met de reactie geeft de VLB, Vaksectie Recht, gehoor aan de oproep van het Ministerie van Financiën om het wetsvoorstel te becommentariëren teneinde te komen tot een betere De reactie is geënt op de casusposities die zich voordoen en voor kunnen doen bij de agrariërs in bedrijfsopvolgingssituaties. De reactie is vormgegeven door vragen en antwoorden. De vragen gaan o.m. over de voorstellen m.b.t.

  • de reikwijdte van de BOR en DSR ab te beperken tot aandelen met 5% belang in het geplaatste kapitaal
  • de verkorting van de termijn van de voorzettingseis van vijf naar drie jaar
  • de versoepelingen t.a.v. herstructureringen tijdens de periode van de bezits- en voortzettingseis
  • de maatregelen om zogenoemde rollatorinvesteringen tegen te gaan
  • de maatregelen om de zogenoemde dubbel-BOR tegen te gaan

De VLB heeft de vragen beantwoord en van de aangeboden gelegenheid gebruik gemaakt om aandachtspunten van wetstechnische aard en nog andere aandachtspunten t.a.v. het concept wetsvoorstel te beschrijven.

Zie hier voor de inhoud van de VLB-reactie

De reactie is van de hand van Robin Nijhuis in samenspraak met de andere leden van de Vaksectie Recht.