Met regelmaat is de overdrachtsbelasting voor ondernemers een hinderpaal in de bedrijfsvoering. Overdrachtsbelasting is verschuldigd door ‘de verkrijger’ van in Nederland gelegen vastgoed. Dit ongeacht of het om een juridische of economische verkrijging gaat. Het tarief is (kort door de bocht) 10,4% van de waarde van het vastgoed. Daarmee kan deze belasting flink in de papieren lopen en bedrijfsbeslissingen in de weg zitten. Gelukkig gelden er vrijstellingen. Op de vrijstellingen bij aankoop van cultuurgronden en bedrijfsoverdrachten zoom ik in.

Cultuurgrondvrijstelling
Deze vrijstelling geldt voor aankoop van cultuurgronden (landerijen) als deze agrarisch bedrijfsmatig worden aangewend en dat gebruik gedurende minstens tien jaar wordt voortgezet. Wie daarbij de grond aankoopt maakt voor de vrijstelling niet uit. Dat kan een boer zijn, maar ook een particulier of een instelling. Momenteel ligt er een motie waarin is voorgesteld om een einde te maken aan de vrijstelling voor niet-agrariërs. De staatssecretaris heeft de motie (nog) niet uitgevoerd; gaat de vrijstelling eerst evalueren en in overleg met ‘de sector’ bekijken of een aanpassing nodig is. De VLB meent dat de boeren niet worden geholpen met deze inperking van de vrijstelling. Grond aankoop door niet-boeren die het aan boeren in gebruik wordt geven helpt boeren die wat krapper bij kas zijn. Als particulieren, Fagoed en ASR de gronden niet meer vrij van overdrachtsbelasting kunnen kopen, is te voorzien dat het voor boeren juist lastiger wordt om hun grondareaal uit te breiden.  

Familievrijstelling
De Minister van Financiën heeft aan de heer Vermeer (BBB) tijdens de behandeling van het Belastingplan 2025 toegezegd onderzoek te laten doen naar de zogenoemde “familievrijstelling” in de overdrachtsbelasting. Deze vrijstelling houdt in dat de verkrijging door een of meer kinderen, kleinkinderen, broers, zusters, of hun echtgenoten, van een ondernemer van goederen die behoren tot en dienstbaar zijn aan diens onderneming die wat de bedrijfsvoering betreft, in haar geheel (al dan niet in fasen) door de verkrijger of verkrijgers wordt voortgezet.

Doel van de vrijstelling is dat de fiscaliteit geen nodeloze hinderpaal is voor een reële bedrijfsopvolging, waarbij de onderneming in zijn geheel wordt voortgezet. Het is een in de praktijk veelgebruikte vrijstelling, maar er doen zich problemen voor.  

Allereerst v.w.b. ‘de kring van gerechtigden’. Die kring is in de huidige maatschappelijke context te beperkt. Zo geldt de vrijstelling niet bij de bedrijfsoverdracht van oom naar neef. En ook niet bij een bedrijfsoverdracht van de ondernemer aan zijn partner waarmee hij op huwelijkse voorwaarden is getrouwd. Daarentegen is de vrijstelling wel van toepassing als hij de onderneming overdraagt aan de partner van zijn broer.

Een ander probleem zit in de eis van ‘een gehele bedrijfsovername’. Gaat het bedrijf in fasen over, en doet de familie nadat een fase is voltooid binnen 12 jaar mee aan een landelijke beëindigingsregeling, dan is in de optiek van de belastingdienst ‘de gehele bedrijfsoverdracht niet afgemaakt’ en komt de eerder verleende vrijstelling overdrachtsbelasting te vervallen. Dit leidt dan tot een heffing voor de boer die meehelpt het stikstofprobleem in Nederland te verminderen.

Samenvattend: de familievrijstelling mag ruimer en flexibeler. Ruimer door de vrijstelling open te stellen voor de eigen partner, ooms en tantes, neven en nichten, en de ouder als verkrijger. Flexibeler door het begrip “overheidsingrijpen” op te nemen waardoor bij deelname aan een bedrijfsbeëindigingsregeling niet alsnog overdrachtsbelasting verschuldigd is.

Auteur: Robin Nijhuis, belastingadviseur bij Flynth, voorzitter Vaksectie Recht VLB.

Content is aangereikt aan de redactie van Nieuwe Oogst in september 2025

Deel dit bericht