Op vrijdag 27 september 2024 heeft de Hoge Raad een belangrijk arrest gewezen over de toepassing van de landbouwvrijstelling bij erfpachtfinanciering. Met een gunstige uitkomst!
Erfpachtfinanciering is in de agrarische sector een veel gebruikte manier om kapitaal dat ‘vastzit’ in de grond vrij te maken voor bijvoorbeeld bedrijfsinvesteringen. De praktijk kent diverse vormen en aanbieders. In deze procedure draaide het om de agrarische indexerfpacht, ook wel de Fagoed-erfpacht genoemd. Bij deze variant verkoopt de agrariër zijn landbouwgrond aan een belegger voor 70% van de vrije waarde van de grond. Gelijktijdig krijgt hij een recht van erfpacht op de grond terug, zodat hij ongestoord kan blijven ondernemen. Aan het eind van de looptijd van het erfpachtrecht (of tussentijds als het contract daarin voorziet) kan de eigendom worden teruggekocht. Het bedrag dat bij terugkoop betaald moet worden bestaat uit de oorspronkelijke koopsom (de 70%) plus een inflatiecorrectie per jaar (indexatie) en, bij tussentijdse terugkoop, een procentuele opslag. De terugkoopprijs aan het einde van de erfpachtperiode kan echter nooit hoger zijn dan de vrije waarde van de grond op dat moment.
Wat vooraf ging
In 1996 gaf de Hoge Raad al aan dat als een agrariër van plan is de grond uiteindelijk terug te kopen, hij de index- of Fagoed-erfpacht boekhoudkundig mag verwerken als een vorm van financiering. De grond blijft dan op de balans staan en de ontvangen koopsom wordt in de boeken opgenomen als geldlening. Het bedrag waarmee de lening elk jaar wordt verhoogd (de indexatie) is, evenals de erfpachtcanon, aftrekbaar van de winst.
Dit zogenaamde Fagoed-arrest liet echter nog een aantal vragen open. Bijvoorbeeld: wat gebeurt er fiscaal als de agrariër zijn grond (tussentijds) terugkoopt en vervolgens met winst doorverkoopt? Mag hij dan op de volledige waardestijging de landbouwvrijstelling toepassen? Of komt de eerder afgetrokken indexatie, als aandeel van de erfpachtfinancier in de waarde van de grond, hierop in mindering?
Oordeel Hoge Raad
In de hierover door VLB-lid Countus gevoerde procedure vond de Belastingdienst dat het Fagoed-arrest niet doorwerkte naar een latere doorverkoop van de grond, met als gevolg dat een deel van de waardestijging van de grond niet onder de landbouwvrijstelling zou vallen. Zowel de rechtbank als het gerechtshof volgden de mening van de Belastingdienst. De Hoge Raad komt echter tot een ander oordeel. Uiteindelijk is beslissend of en in hoeverre de waardeontwikkeling van de grond de agrariër aangaat. Nu de erfpachtfinanciering van begin af aan was verwerkt als geldlening en de indexatie niet afhankelijk was van de waardeontwikkeling van de grond, is het belang bij de grond economisch gezien altijd bij de agrariër gebleven. De volledige boekwinst valt daarmee onder de landbouwvrijstelling.
Conclusie
Het arrest van de Hoge Raad geeft een bevestiging waar de agropraktijk al sinds het Fagoed-arrest op rekende. Toch zijn nog niet alle vragen beantwoord. Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat de agrariër het erfpachtrecht inclusief terugkooprecht tussentijds verkoopt aan een andere agrariër. Of dit arrest ook in die situatie geldt, zal de tijd leren.
Auteur: Gieljan Grotenhuis, Fiscalist bij Countus en verbonden aan de Vaksectie Recht van de VLB