Integrale tekst. Ingekorte tekst is gepubliceerd in Nieuwe Oogst maart 2018; auteur Bert van den Kerkhof, voorzitter Vaksectie Recht VLB, lid namens ABAB
De aanschafkosten van dier- en fosfaatrechten zijn investeringen in immateriële activa. In tegenstelling tot materiële activa, zoals bedrijfsgebouwen en machines, is bij deze immateriële activa geen sprake van een technische veroudering. Bij bedrijfsgebouwen en machines is er door slijtage altijd sprake van een technische veroudering. Daarnaast is er sprake van een economische veroudering als gevolg van de innovatieve ontwikkelingen in markt. In fiscale zin kan worden aangesloten bij de termijn van de economische veroudering. In de praktijk betekent dit dat op basis van goedkoopmansgebruik bij het bepalen van de afschrijvingstermijn rekening mag worden gehouden met de ontwikkelingen in de sector en de termijn waarbinnen het bedrijfsmiddel in bedrijfseconomische zin een positieve bijdrage levert aan het resultaat.
In de fiscale wetgeving kent de afschrijvingstermijn sinds 2007 een aantal beperkingen. Bedrijfsmiddelen kennen een maximale afschrijving van 20% van de aanschaffings- of voortbrengingskosten. In de volksmond wordt dit vertaald als een afschrijving in een minimale termijn van vijf jaar. Een uitzondering geldt voor de afschrijving op goodwill, waarvoor de minimale afschrijvingstermijn op tien jaar is gesteld. Een verdere beperking geldt voor de afschrijving op bedrijfsgebouwen die wettelijk niet verder mogen worden afgeschreven dan de zogenoemde bodemwaarde.
Dier- alsmede fosfaatrechten zijn immateriële activa, die in technische zin niet slijten.Gezien het feit dat dit soort rechten, die ontstaan als gevolg van een regulering door de overheid, altijd van tijdelijke aard zijn kan men wel spreken van een economische veroudering. Op basis van het feit dat de voornoemde rechten economische verouderen moet er op grond van de richtlijn voor de jaarrekening op worden afgeschreven.
In fiscale zin kan hierbij, met in acht neming van de wettelijke regels die gelden voor de afschrijving op bedrijfsmiddelen, worden aangesloten. Het ministerie van Financiën stelt zich echter op het standpunt dat voor de afschrijving op dier- en fosfaatrechten geen ruimte is zolang er geen einddatum door de minister van LNV is gesteld. Naar onze opvatting is dit standpunt niet juist. Gezien het feit dat de minister van LNV op 20 december 2017 een vermoedelijke einddatum heeft aangegeven, wordt de afschrijfbaarheid van deze rechten niet langer ter discussie gesteld. Blijft echter de vraag welke termijn voor de afschrijving moet worden gehanteerd.
Afschrijving varkens- en pluimveerechten
De Minister van LNV heeft in de brief van 20 december 2017 aangegeven de stellige verwachting te hebben dat 1 januari 2028 de einddatum is van de varkens- en pluimveerechten. Op grond van deze vermoedelijke einddatum stelt de Belastingdienst dat voor de vaststelling van de afschrijvingstermijn voor varkens- en pluimveerechten dient te worden uitgegaan van de einddatum van 31 december 2027.
Hierdoor wordt de afschrijvingstermijn van varkens- en pluimveerechten die zijn aangeschaft vóór 1 januari 2017 verlengd tot en met 31 december 2027. Van de boekwaarde op 31 december 2016 van deze varkens- en pluimveerechten dient de ondernemer volgens de landelijke landbouwnormen in de jaren 2017 tot en met 2027 jaarlijks (afgerond) 9% af te schrijven. Hierbij merk ik op dat deze normen door de overheid eenzijdig zijn vastgesteld. De normen zijn niet in overeenstemming zijn met de opvatting van de VLB en LTO-Nederland. Dit laat onverlet dat in het geval u bij de aangifte van 2017 afwijkt van de opvatting van de Belastingdienst, u dit aan zult moeten geven in uw aangifte.
In het aangiftebiljet wordt namelijk uitdrukkelijk de vraag gesteld of u een standpunt inneemt dat afwijkt van de landelijke landbouwnormen. De varkens- en pluimveerechten die u heeft aangeschaft in 2017 moet u naar tijdsgelang afschrijven rekening houdend met einddatum 31 december 2027.
Voorbeeld
Als u op 1 juli 2017 hebt geïnvesteerd in varkensrechten en deze rechten in gebruik neemt, dan schrijft u die rechten af rekening houdend met de einddatum van 31 december 2027. De periode tussen 1 juli 2017 en 31 december 2027 is daarmee 10 jaar en 6 maanden (126 maanden). In het jaar 2017 kunt u dan 6/126 van de aanschafkosten van de varkensrechten afschrijven.
Indien u af wilt wijken van het standpunt verwoord in de landelijke landbouwnormen, dan is de weg naar de rechter onvermijdelijk. De rechtspraak die in het verleden is gewezen in het kader van de vaststelling van de afschrijvingstermijn van melkquotum kan hierbij mogelijk ter ondersteuning dienen. Hierbij ging het hoogste rechtscollege er vanuit dat in het kader van goedkoopsmansgebruik, bij de vaststelling van de termijn van afschrijving, de ingeschatte terugverdientijd een doorslaggevende rol kan spelen.
Afschrijving van fosfaatrechten
Het stelsel van fosfaatrechten is met ingang van 1 januari 2018 ingevoerd. De Minister van LNV heeft in voornoemde brief van 20 december 2017 aangegeven de stellige verwachting te hebben dat 1 januari 2028 de einddatum is van de fosfaatrechten. In de landelijke landbouwnormen 2017 is derhalve nog geen afschrijvingstermijn opgenomen. Op grond van deze vermoedelijke einddatum zal het geen verrassing zijn dat het standpunt dat de Belastingdienst op dit punt inneemt vergelijkbaar is met de afschrijvingstermijn voor varkens- en pluimveerechten
Hierdoor wordt de afschrijvingstermijn van fosfaatrechten die in gebruik zijn genomen vanaf 1 januari 2018 tijdsevenredig met als einddatum 31 december 2027. Hierbij merk ik wederom op dat deze opvatting niet in overeenstemming is met de opvatting van de VLB en LTO-Nederland. Dit laat onverlet dat indien u bij de aangifte van 2018 afwijkt van de opvatting van de Belastingdienst u ook dit aan zult moeten geven in uw aangifte.
Voorbeeld
Als u op 1 maart 2018 hebt geïnvesteerd in fosfaatrechten en deze rechten in gebruik neemt, dan schrijft u die rechten af rekening houdend met de einddatum van 31 december 2027. De periode tussen 1 maart 2018 en 31 december 2027 is daarmee 9 jaar en 10 maanden (118 maanden). In het jaar 2018 kunt u dan 10/118 van de aanschafkosten van de fosfaatrechten af te schrijven.
Ook hier geldt dat u in verweer kunt komen door een beroepsprocedure op te starten. Ik wijs u er op dat de gemiddelde terugverdientijd van fosfaatrechten momenteel wordt ingeschat op 7 tot 8 jaar. De vraag is of in een dergelijk geval de kosten van het procederen opwegen tegen het geldelijk gewin van een kortere afschrijvingstermijn van bijvoorbeeld 8 jaar ten opzichte van een tijdsevenredig afschrijving tot einddatum.
Tilburg, 27 februari 2018
ing. H.J. (Bert) van den Kerkhof RB