Skip to content

‘Teleurgesteld over gebrek aan uniformiteit’ btw aspecten SRV

V-focus tekst van het interview met Frank Rademaekers door Wilbert Beerling, gepubliceerd januari 2021

Als een varkenshouder vrijwillig deelneemt aan een warme sanering van zijn of haar bedrijf en de stallen moet slopen volgens de regeling, is het slopen dan gerelateerd aan de uitoefening van het bedrijf of aan wat daarna met het gesaneerde terrein gebeurt? De Belastingdienst en accountants staan lijnrecht tegenover elkaar.

De inschrijftermijn voor de saneringsregeling varkenshouderij sloot op 15 januari 2020. De regeling was open voor varkenshouders in de concentratiegebieden zuid en oost. Kort door de bocht: Noord-Limburg, Oost-Brabant, de Veluwe, de Achterhoek, Twente en Salland. De regeling is onderdeel van het programma sanering en verduurzaming veehouderij, maar het beschikbare budget is in het kader van het Urgenda-vonnis en de aanpak stikstof verhoogd, in eerste instantie met 60 miljoen tot 180 miljoen euro en in tweede instantie met 275 miljoen tot 455 miljoen euro. Daarmee zouden alle ingeschreven varkenshouders gesaneerd kunnen worden. Van de 407 varkenshouders die volgens media in aanmerking kwamen, zouden er zich 240 tot 250 definitief hebben aangemeld.

Saneringsregeling

De overheid betaalt per varkensrecht een bedrag dat is vastgesteld door WUR. In concentratiegebied zuid wordt per recht 151 euro betaald, in oost 52 euro. Varkenshouders moeten minimaal 80 procent van de varkensrechten laten ‘doorhalen’ ten opzichte van het gemiddeld aantal varkensrechten dat ze in 2018 zelf in gebruik hadden. De varkenshouderij op de betreffende locatie moet volledig worden beëindigd en gesaneerd. Over de productiecapaciteit, die moet worden gesloopt, wordt 65 procent van de vervangingswaarde gesubsidieerd, maar volgens een tabel met een waarde per vierkante meter in de regeling en niet conform de boekwaarde. De regeling kent een staffel voor gebouwen tot veertig jaar oud, daarna wordt de minimale waarde van 94 euro per vierkante meter gesubsidieerd. Acht maanden nadat de aanvraag van een varkenshouder door RVO is goedgekeurd, moeten varkens en mest van de locatie verwijderd zijn en de rechten zijn doorgehaald. Ook moet de gemeente verzocht zijn de bestemming aan te passen en moet verzoek zijn ingediend tot intrekking van de vergunningen. Na 24 maanden moet de ‘productiecapaciteit’, dus de gebouwen en inventaris, gesaneerd zijn. Deze termijn was tien maanden korter, maar is opgerekt naar aanleiding van een Kamermotie, omdat de slopers het puin niet zouden kunnen afvoeren. Dertien weken na de sloop moet de definitieve vaststelling van de subsidie worden aangevraagd door de varkenshouder bij RVO. Die heeft dan al een voorschot van 80 procent gehad. Overigens moet op locaties met meerdere intensieve veehouderijtakken de volledige intensieve veehouderij worden beëindigd, bijvoorbeeld een tak met vleeskalveren of pluimvee mag niet doorgaan. De gebouwen daarvoor hoeven niet te worden gesloopt en de sloop daarvan wordt ook niet gesubsidieerd binnen de regeling. De volledige productiecapaciteit van de varkenshouderijlocatie moet worden gesaneerd, daarbij hoort bijvoorbeeld ook een mestsilo.

Open vragen over btw binnen SRV

Frank Rademaekers is directeur belastingadvies bij Accon avm. Vanuit de Vaksectie Recht heeft hij zicht op de  werkgroep SRV (sanering varkenshouderij) waarin de fiscale aspecten van deelname aan de regeling werden afgestemd. Deelnemers waren het ministerie van LNV, het ministerie van financiën, de Belastingdienst en de VLB, de vereniging van accountants en belastingadviseurs in de agrarische sector. “Iemand die deelneemt aan zo’n warme sanering wil graag vooraf weten wat netto overblijft, daarvoor is flankerend beleid vanuit de Belastingdienst nodig”, aldus Rademaekers. Voor de inkomstenbelasting is de gewenste duidelijkheid er gekomen (zie kader). Voor de omzetbelasting staan nog vragen open. De eerste vraag gaat over de aftrekbaarheid van de btw over de sloopkosten. De tweede vraag over het feit dat er ook stallen gesloopt zullen worden die nog geen tien jaar oud zijn. De door de varkenshouder teruggevorderde btw over de bouwkosten van die stal zou dan naar rato moeten worden terugbetaald.

Slopen moet volgens regeling

Rademaekers vertelt dat de Belastingdienst in de vooroverleggen heeft aangegeven dat de vraag gesteld moet worden wat met het terrein gebeurt nadat de varkenshouderij gesaneerd is. Wordt het terrein gebruikt voor een ondernemersactiviteit of wordt het een tuin?

“De Belastingdienst schetste een visie waarin btw over de sloopkosten niet kan worden teruggevorderd als na de sanering geen of onbelaste ondernemersactiviteiten worden ondernomen op het terrein.” Rademaekers heeft een andere visie hierop. Hij vindt het bepleitbaar dat aan de regeling deelnemende varkenshouders hoe dan ook de btw over de sloop kunnen terugvragen. Mede dankzij jurisprudentie van het Europese Hof uit 2005. “In een soortgelijke situatie kregen de belastingplichtigen gelijk en kon btw over sloopkosten worden teruggevorderd. Meedoen aan de sanering naar wens van de overheid is een onderdeel van de bedrijfsvoering. Het slopen is de laatste handeling van de varkenshouderij”, vervolgt Rademaekers. “Het slopen is een gevolg van de deelname aan de saneringsregeling.  Het slopen wordt niet gedaan met als primair doel dat de grond omgevormd wordt tot tuin of akker. De stallen  worden gesloopt omdat dat moet volgens de regeling.”

Omzetbelasting heeft Europees karakter

Ondanks de inspanningen van de werkgroep zitten de Belastingdienst en de accountants nu in een impasse. De Belastingdienst wil volgens Rademaekers geen standpunt innemen, waarschijnlijk omdat de omzetbelasting een sterk Europees karakter heeft. “Dat betekent dat Nederlandse standpunten Europees getoetst worden en daardoor mogelijk gevolgen hebben in andere landen. Ik begrijp de terughoudendheid van de Belastingdienst daarom wel”, verduidelijkt Rademaekers. “De overheid zal hoe dan ook willen voorkomen dat de fiscale behandeling van de saneringsregeling wordt aangemerkt als ongeoorloofde staatssteun”.  Wel helder is dat de subsidie zelf per vierkante meter en per varkensrecht niet belast is met btw. Dat heeft de Belastingdienst gepubliceerd in de toelichting op de publicatie van de subsidieregeling sanering varkenshouderijen in de Staatcourant van 11 oktober 2019.

Worstcase-scenario

De situatie nu is dus dat voor aan de regeling deelnemende varkenshouders, die het bedrijfsterrein van een varkenshouderij die gesaneerd wordt privé gaan gebruiken of voor onbelaste prestaties, zoals verpachten, niet duidelijk is of zij wel of niet de btw over de sloopkosten kunnen terugvorderen en ook niet of zij te maken krijgen met terugvordering van eerder teruggevorderde btw over recent gebouwde stallen. Over de kwestie ‘al teruggevorderde btw over de bouwkosten’ is de onzekerheid nog groter. Het zal gaan om uitzonderlijke gevallen, maar er is geen enkele duidelijkheid te geven volgens Rademaekers, een discussie zonder aanknopingspunten. “Voor onze klanten in de regeling hebben we een worstcase-scenario geschetst”, vertelt Rademaekers. “Op basis daarvan hebben ze moeten beslissen om wel of niet definitief in te stappen. Zover we weten is in dit geval niemand afgehaakt.”

Start andere activiteit op

De varkenshouders die omtrent de btw in onzekerheid verblijven, adviseert hij de btw over de sloopkosten niet zondermeer terug te vragen. “Het is niet uit te sluiten dat de inspecteur in dergelijke situaties boetes gaat opleggen”, verduidelijkt Rademaekers. “Het lijkt verstandiger transparant te communiceren met de inspecteur welk standpunt je ingenomen hebt. Dan kan er nog steeds afgeweken worden, maar door de combinatie van openheid en een pleitbaar standpunt krijg in ieder geval geen boetediscussie”. Wil je zeker zijn van je zaak, dan biedt het opstarten van een andere belaste activiteit je de meest comfortabele situatie. “Al is het maar de teelt van mais”, vult Rademaekers aan. Veel varkenshouders die hebben ingeschreven op de regeling hebben al een beschikking en moeten gaan saneren en slopen. In het eerste kwartaal van 2021 zullen dus al stallen gesloopt worden.

Horizontaal toezicht

“De varkenshouders die voor de btw in onzekerheid verblijven, moeten, zoals de stand van zaken nu is, met de lokale inspecteurs overeenkomen of zij wel of niet de btw over de sloopkosten kunnen terugvorderen. Dat is ondanks mijn begrip voor de terughoudendheid van de Belastingdienst teleurstellend”, aldus Rademaekers. “De Belastingdienst streeft horizontaal toezicht na, dan moet je als accountant wel weten wat de regels zijn.” Horizontaal toezicht betekent een andere, minder intensieve wijze van controle door de fiscus waarbij de bal meer bij geaccrediteerde accountants ligt. Ook vindt Rademaekers het vooruitzicht niet gunstig. “Er komen meer saneringsregelingen waarbij ook provincies de regels gaan opstellen, dan zit er nog een extra speler tussen het ministerie en de Belastingdienst. Als je wilt dat ondernemers meedoen aan dergelijke regelingen, moet je vooraf duidelijkheid verschaffen. De ondernemer wil weten wat er netto overblijft.” Ondanks de onduidelijkheid zijn binnen de klantenkring van Rademaekers geen deelnemers afgehaakt vanwege de fiscale onduidelijkheid. Wel is het zo dat het voor varkenshouders deze btw-problematiek nog lang kan voortslepen. “De inspecteurs wachten tot ze de jaarrekening van 2021 kunnen inzien, dan zijn we al ruim in 2022. De inspecteur beslist uiteindelijk hoe de definitieve aanslag eruitziet en kan zonodig een naheffingsaanslag opleggen. Is de belastingplichtige het er niet mee eens, dan kan er alleen nog maar geprocedeerd worden”, somt Rademaekers op.

Vacuümperiode

“We zitten nu in een soort vacuümperiode”, vindt Rademaekers. “RVO werkt de inschrijvingen voor de saneringsregeling af, varkenshouders moeten gaan slopen en in het reguliere overleg tussen de sector en Belastingdienst staat de kwestie nog steeds op de agenda.” Als dat niet lukt, is er een plan B. “Dan kunnen we als accountants nog de lokale belastinginspecteurs benaderen. Maar liever heeft iedereen, althans de adviseurs en de deelnemende varkenshouders,  uniformiteit en vooraf duidelijkheid.”

<<KADER>> Inkomstenbelasting

Voor wat betreft de inkomstenbelasting is door de fiscus wel een tevredenstellend standpunt ingenomen. De inkomsten inclusief de subsidie mogen worden verminderd met de sloopkosten en de resterende fiscale boekwaarde van de gesaneerde varkenshouderij. Het resterende bedrag, de winst, kan volledig als herinvesteringsreserve worden aangemerkt mits de ondernemer het voornemen heeft te herinvesteren en binnen drie jaar ook daadwerkelijk binnen de bestaande onderneming herinvesteert. Als de ondernemer de herinvestering in een nieuwe bedrijfsactiviteit wil doen, kan dat ook, maar dan moet de huidige onderneming geheel beëindigd worden en moet de herinvestering al binnen 12 maanden uitgevoerd worden.  Ondernemers die het bedrijf minder dan vijf jaar voordat het bedrijf beëindigd wordt hebben overgenomen, moeten rekening houden met een herziening van de schenkbelasting, omdat zij niet voldoen aan de wettelijke voortzettingseis.

Frank Rademaekers, directeur belastingadvies Accon avm, lid vaksectie recht van de VLB.