Skip to content

Rutger Keppel: Overschrijding P-limiet beboet

Uit V-Focus juni 2018, interview Geesje Rotgers met Rutger Keppel, lid Vaksectie Recht van de VLB namens Flynth

De invoering van fosfaatrechten leidde tot veel vragen over de fiscale aspecten ervan. De Werkgroep Fiscale aspecten fosfaatregelingen melkveehouderij kreeg de opdracht die in kaart te brengen. Rutger Keppel, belastingadviseur bij Flynth adviseurs en accountants en lid van de Vaksectie Recht van de Vereniging van Accountants en Belastingadviseurs (VLB) geeft weer wat de belangrijkste aandachtspunten zijn voor agrarische ondernemers? Rutger Keppel geeft aan dat hij veel vragen krijgt van ondernemers over dit onderwerp, vooral vorig jaar. Ondernemers willen graag van te voren weten waar zij aan toe zijn. Inmiddels is er duidelijkheid over de meeste zaken, al resten er ook nog enkele vragen. Onlangs publiceerde de VLB ruim 40 vragen en antwoorden over de fiscale aspecten van de fosfaatregelingen. In dit artikel gaat Keppel in op de belangrijkste.

De stoppersregeling

Melkveehouders die gebruik hebben gemaakt van de Subsidieregeling bedrijfsbeëindiging melkveehouderij (stoppersregeling) ontvingen een subsidie van € 1.200 per melkkoe, € 636 per pink en € 276 per kalf. In de tweede ronde van de regeling lagen de bedragen iets lager. De subsidie in het kader van de stoppersregeling die zit op het niet leveren van melk behoort tot de jaarwinst en kan niet als stakingswinst worden aangemerkt. Over deze subsidie hoeft geen omzetbelasting worden afgedragen.

De groep stoppende ondernemers deed in 2017 het vee de deur uit en is van plan het melkveebedrijf in 2018 verder te beëindigen. De winst die verband houdt met de verkoop van het vee en de fosfaatrechten wordt aangemerkt als stakingswinst, waardoor de ondernemer recht heeft op fiscale voordelen als stakingsaftrek en stakingslijfrente. Het bedrijf hoeft niet op één moment te stoppen, maar kan daar een wat langere periode voor uittrekken, zonder dat dit afbreuk doet aan de fiscale voordelen van ‘staken’. Tot zo ver is het goed geregeld, stelt Keppel. Wel is er nog een verschil van inzicht tussen de Belastingdienst en de VLB over de verkoop van fosfaatrechten bij deelnemers aan de stoppersregeling. Wanneer de fosfaatrechten als bedrijfsmiddel mogen worden aangemerkt, mag de boekwinst worden geherinvesteerd in bijvoorbeeld een bestaande neventak van het bedrijf, waarmee de ondernemer verder wil. De Belastingdienst echter, wil fosfaatrechten die nooit zijn gebruikt binnen het bedrijf –het vee ging immers al eerder van de hand – niet erkennen als bedrijfsmiddel maar ziet deze als ‘voorraad’. Dit betekent dat er bij verkoop fiscaal over afgerekend moet worden.

Volgens Keppel zijn het vooral de oudere ondernemers zonder opvolger die gebruik maakten van de stoppersregeling. “Vaak willen zij wel verder als ondernemer, bijvoorbeeld met ander vee. Het is dan wel handig wanneer zij het geld mogen herinvesteren in bijvoorbeeld een trekker.” De VLB staat op het standpunt dat ook fosfaatrechten die nooit zijn gebruikt, toch als bedrijfsmiddel moeten worden aangemerkt. “Immers, de rechten zijn gebaseerd op de eerder toegekende fosfaatreferentie (referentiedatum 2 juli 2015), toen hadden deze ondernemers wel vee”, beargumenteert Keppel. Of de Belastingdienst hier zonder discussie in me gaat, valt te betwijfelen. De rechter zou uitsluitsel kunnen geven, maar dat betekent dat een van de stoppers een rechtszaak zou moeten aangespannen. De animo hiervoor is klein.

Overschrijding betekent boete

Een melkveehouder die in 2017 op zijn bedrijf meer fosfaat produceert dan de melkveefosfaatreferentie kan een ‘heffing’ opgelegd krijgen (Dit is de opgelegde heffing in het bonus-malussysteem). Die heffing is fiscaal aftrekbaar. Ook bij de voormalige melkquotering leidde een overschrijding van het quotum tot een heffing (de superheffing). Hetzelfde was het geval bij het bonus/malus-systeem om de melkproductie te beteugelen in 2017, ook hier werd gewerkt met een heffing die fiscaal aftrekbaar is. “Dat ligt anders vanaf 2018, bij het overschrijden van de fosfaatproductiegrens”, waarschuwt Keppel. “De maximale fosfaatproductie is vastgelegd in de Meststoffenwet en overschrijding daarvan wordt gezien als economisch delict, daarvoor wordt een boete opgelegd. Een boete is niet fiscaal aftrekbaar. Wanneer de productiegrens opzettelijk wordt overschreden, is er zelfs sprake van een misdrijf. In dat geval zijn ook de kosten die hiermee verband houden niet fiscaal aftrekbaar. Dit is een belangrijke verandering waar ondernemers goed rekening mee moeten houden.”

Afschrijven op fosfaatrechten

Lang was ongewis of op fosfaatrechten mocht worden afgeschreven. Minister Schouten van LNV maakte op 20 december 2017 een einde aan die onzekerheid door een einddatum in te stellen: 1 januari 2028 is. Hiermee werd de belemmering om op de fosfaatrechten te kunnen afschrijven weggenomen. Keppel is blij met het besluit van de minister, de VLB heeft er hard aan getrokken om fiscale afschrijving mogelijk te maken. Op fosfaatrechten kan tijdsevenredig worden afgeschreven. Dit houdt in dat fosfaatrechten die op 1 april 2018 zijn aangekocht, in 117 maanden worden afgeschreven tot een restwaarde van nul. Wanneer later fosfaatrechten worden aangekocht, bijvoorbeeld in 2025, dan is het niet mogelijk om deze in drie jaar tijd af te schrijven. Er mag namelijk maximaal 20 procent per jaar worden afgeschreven. Of 2028 ook echt de einddatum is van de fosfaatrechten, durft Keppel niet te zeggen. “Het is mogelijk dat de termijn daarna wordt verlengd. Dit hebben wij ook gezien bij de Varkensrechten, ook hier vond verlenging plaats.”

Samenwerkingsverbanden

De meerwaarde van bedrijfsmiddelen, dus ook die van fosfaatrechten, kun je fiscaal ‘doorschuiven’ naar een overnemer. Zodat door de verkoper niet afgerekend hoeft te worden met de fiscus over de stille reserves. Voor het ‘doorschuiven’ geldt als belangrijkste voorwaarde dat de overnemer vóór de overdracht minimaal 36 maanden een samenwerkingsverband had met de overdrager of dat de opvolger al 36 maanden in dienst was bij de overdrager. Het op deze wijze doorschuiven van de stille reserves in fosfaatrechten scheelt de verkoper een hoop belasting. Een bijkomend voordeel is dat de rechten niet met tien procent worden afgeroomd. Wat echter niet mag, is alvast een vooraf vastgelegde prijs vastleggen die over drie jaar betaald wordt zonder dat een reëel risico achterblijft. Dat wordt door de Belastingdienst gezien als verkoop met uitgestelde betaaldatum. Een samenwerking vergt goede afspraken tussen twee partijen. De Belastingdienst let daarbij op het realiteitsgehalte. Het mag geen ‘papierenconstructie’ zijn, er moet in de praktijk echt worden samengewerkt. Voor dit moment is het advies dat partijen overleggen met de Belastingdienst om vooraf de gewenste duidelijkheid te verkrijgen Keppel benadrukt dat een samenwerking altijd maatwerk betreft, “maar het biedt mogelijkheden voor boeren in de opbouwfase”.

In kader: Zelfstandigenaftrek stoppers

Ondernemers in de afbouwfase lopen gemakkelijk hun onbenutte zelfstandigenaftrek mis, als zij onvoldoende werkuren maken in het jaar van stoppen. Dat laatste is met name het geval als het bedrijf vroeg in het jaar wordt gestaakt. Dit is een onrechtvaardigheid in de wetgeving, aldus de VLB. Tot nu toe is het de vereniging nog niet gelukt dit gewijzigd te krijgen. Ook in het jaar waarin de onderneming wordt gestaakt moeten minimaal 1225 werkuren zijn gemaakt om van deze fiscale aftrekpost te kunnen profiteren.

Foto Rutger Keppel

 

 

 

 

 

Rutger Keppel