Skip to content

Output Werkgroep fiscale aspecten fosfaatregelingen melkveehouderij

Op 23 mei jl. is de Werkgroep Fiscale aspecten fosfaatregelingen melkveehouderij voor het eerst bijeen geweest. De werkgroep is ingesteld door het Platform Landbouw (PL). De werkgroep, met Bert van den Kerkhof als voorzitter, is erop gericht om aan ´de voorkant´ duidelijkheid te verschaffen aan melkveehouders/FD’s en Belastingdienst (BD). De werkgroep heeft tot doel: het benoemen van de fiscale aspecten/vragen rondom de ‘fosfaatregelingen’ in ruime zin en hier voor zover mogelijk antwoorden op te formuleren waarmee voor de praktijk duidelijkheid wordt verschaft ten aanzien van de fiscale gevolgen van hun handelen. Onderstaand de op 23 mei jl. besproken vragen plus output.

De output is drieërlei:

  1. de vragen die beantwoord zijn en waarover binnen de werkgroep consensus bestaat: CONSENSUS,
  2. de vragen die beantwoord zijn en waarover binnen de werkgroep onder voorbehoud consensus bestaat: CONSENSUS O.V.,
  3. de vragen waarop de werkgroep in een opvolgend overleg zal terugkomen: in behandeling.

Binnen de werkgroep zijn vertegenwoordigd: BD, Minfin, MinEZ, LTO NL en VLB. De werkgroep komt 21 juni a.s. weer bijeen en is voornemens opvolgend de output te publiceren. (naschrift secretaris VLB: de werkgroep heeft op 21 juni besloten dat het verslag van het tweede overleg niet naar buiten worden gebracht. Een derde overleg zal op 2 augustus a.s. zijn).


De besproken vragen d.d. 23 mei jl. plus output

 

INKOMSTENBELASTING

1a.   Fosfaatrechten: kwalificatie – CONSENSUS

De voorzitter stelt voor om de toekomstige fosfaatrechten in gelijke zin te kwalificeren als varkensrechten, pluimveerechten, suikerrechten en melkquotum . Die rechten kwalificeren als bedrijfsmiddel en dit zou dan ook moeten gaan gelden voor fosfaatrechten.

ð Partijen zijn het er over eens dat fosfaatrechten een bedrijfsmiddel kunnen worden gekwalificeerd mits aan alle overige voorwaarden wordt voldaan.

 

1b.   Fosfaatrechten: afschrijving –  in behandeling

De opvolgende vraag is of op het bedrijfsmiddel ‘fosfaatrechten’ vanaf 2018 afgeschreven kan worden?

 

1c.   Fosfaatrechten: HIR – in behandeling

Vervolgens bespreken de deelnemers de toepassing van de herinvesteringsreserve (HIR) en de ruilarresten.

 

1d. Fosfaatrechten: stoppersregeling – HIR – overheidsingrijpen – in behandeling

Verondersteld dat fosfaatrechten een bedrijfsmiddel is waarop niet afgeschreven kan worden en de stoppersregeling zou kwalificeren als ‘overheidsingrijpen’ dan zou de HIR van toepassing kunnen zijn mits artikel 12a Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 bij AMvB wordt aangepast, zodat de regeling onder de reikwijdte komt van artikel 3.54, twaalfde lid onderdeel c Wet IB 2001.

⇒ Minfin heeft de brief van LTO/VLB hierover gedagtekend 20 februari 2017 in behandeling genomen.

 

2. Fosfaatreductie: boete of heffing? –  in behandeling

Een melkveehouder die zich in 2017 niet aan de gemaakte afspraken houdt om de hoeveelheid fosfaat op zijn bedrijf te reduceren kan een ‘heffing’ opgelegd krijgen. Hoe moet men deze heffing kwalificeren?

 

REGELING REDUCTIE MELKPRODUCTIE

3a.   Vergoeding EU en vergoeding Friesland Campina voor het niet leveren van melk: jaar van belasten –  CONSENSUS O.V.

De melkveehouders die de melkproductie in 2016/2017 vrijwillig hebben gereduceerd, kunnen aanspraak maken op twee vergoedingen voor het niet-leveren van melk in 2016/2017 en de vraag is in welk jaar de vergoedingen zijn belast.

⇒ Partijen komen overeen om de vergoeding EU in het resultaat over 2017 te betrekken en de vergoeding Friesland Campina toe te rekenen aan de periode waarop de vergoeding betrekking heeft .

⇒ BD en LTO/VLB spreken zich hierover uit bij het volgend overleg.

 

3b.   EU-vergoeding niet leveren van melk: stakingswinst of jaarwinst – CONSENSUS

Inleiding: In 2016 is de melkveehouder minder gaan melken. In 2017 ontvangt hij de EU-vergoeding voor het niet leveren van melk over 2016.

Vraag: Maakt die vergoeding onderdeel uit van de stakingswinst of de jaarwinst?

De vraag is relevant omdat de stakingswinst niet bij de inkomensgrondslag voor bepaalde uitkeringen zit. De toerekening aan de jaarwinst heeft gevolgen voor de inkomensafhankelijke regelingen.

Antwoord: Leveren van melk is jaarwinst en dus moet een vergoeding voor het niet-leveren van melk ook tot de jaarwinst worden gerekend.

⇒ Partijen zijn het eens dat de EU vergoeding voor het niet-leveren van melk is toe te rekenen aan de jaarwinst.

⇒ Partijen zijn het ook eens dat winst in verband met de verkoop van de koeien in het zicht van de liquidatie in de stakingswinst valt.

 

STOPPERSREGELING

4a.   Subsidieregeling stoppers: Vergoeding voor het afstoten van een bedrijfsmiddel (HIR) of een vergoeding voor het derven van inkomsten, dan wel een combinatie van beiden- in behandeling

De stoppers ontvangen een schadeloosstelling (subsidie) per melkkoe. Hoe de subsidie te duiden? Daarvoor is nodig te weten hoe het bedrag (door MinEZ/RVO) is opgebouwd. Na een opgaaf door EZ kan de werkgroep het bedrag kwalificeren.

 

4b.   Subsidieregeling stoppers: HIR – brief Minfin 3 febr. 2017 – in behandeling

In samenhang hiermee komt de inhoud van de brief aan Minfin over ‘toepassing HIR vooropbrengst subsidie per koe in kader van de Subsidieregeling bedrijfsbeëindiging melkveehouderij’ d.d. 3 februari 2017 aan de orde, toegespitst op het HIR-vraagstuk.

 

5. Stoppen melkveetak: Herinvesteringsvoornemen bij afstoten tak gemengd bedrijf (Besluit 27 oktober 2015, nr. BLKB2015/864M).Toepassing artikel 3.54 versus artikel 3.64 Wet IB 2001 – in behandeling

De voorzitter signaleert fiscale knelpunten bij de agrariër die toekomstplannen maakt na de staking van zijn melkveetak. Die knelpunten wil hij uitdrukkelijk benoemen om naar buiten te brengen dat die knelpunten door de werkgroep zijn gesignaleerd en besproken. Het gaat om de situatie van een agrariër met een melkveetak en een (stel) akkerbouwtak, die zijn melkveetak staakt. Als die agrariër investeert in zijn akkerbouwtak wordt dat maar deels gefaciliteerd. De melkveehouder mag dan alleen de HIR toepassen bij het omschakelen naar de andere bestaande activiteit. Artikel 3.64 Wet IB 2001 schrijft immers uitdrukkelijk voor dat de gehele onderneming volledig moet worden gestaakt. Dit is alleen anders als de agrariër twee volledig gescheiden bedrijven exploiteert. Dit kan onder omstandigheden blijken uit het feit dat hij een gescheiden boekhouding voert v.w.b. melkveetak en akkerbouwtak. Alsdan kan 3.64 Wet IB worden toegepast als de agrariër de melkveetak staakt en een volledig nieuwe bedrijfstak opstart. Deze situatie doet zich in de praktijk echter zelden voor. Naast een volledig gescheiden exploitatie en boekhouding kan ook met andere feiten worden onderbouwd dat sprake is van twee aparte bedrijven. Het feitencomplex zal door de inspecteur (in vooroverleg) beoordeeld worden.

⇒ VLB beschrijft de situaties waarin artikel 3.54 noch artikel 3.64 Wet IB door de-ondernemer-met-toekomstplannen gebruikt kan worden.

 

6. Stoppen melkveebedrijf: afwaardering bedrijfsgebouwen – in behandeling

Vraag: Is het mogelijk om op het moment dat de melkveehouderij staakt de leegstaande bedrijfsgebouwen af te waarderen naar een lagere bedrijfswaarde of restwaarde?.

 

7a.   ‘Pakket maatregelen stoppers’- langlopende liquidatie – CONSENSUS

Gegeven een melkveehouder die in 2017 meedoet aan de stoppersregeling, die agrariër moet in 2018 nog een onderneming hebben om de fosfaatrechten toegewezen te krijgen met ingang van 1 januari 2018.

Vraag: Past hierbij de fiscale duiding dat sprake is van een langlopende liquidatie zodat de agrariër recht heeft op de daarbij behorende faciliteiten zoals de stakingslijfrente en de stakingsaftrek. (Daarbij wordt opgemerkt dat de stakingsaftrek alleen van toepassing is indien een ondernemer zijn gehele onderneming staakt)?

Antwoord: De staking vangt aan in 2017 (met meedoen stoppersregeling) en loopt door in 2018 (tot verkoop fosfaatrechten en het verder uitventen van het bedrijf).

⇒ Partijen zijn het erover eens dat sprake is van een langlopende liquidatie c.q. een liquidatie van de melkveehouderij die zich over twee jaren uitspreidt.

 

7b. Langlopende liquidatie – jaar van afrekening – in behandeling

Stel: Een melkveehouder verkoopt in 2017 zijn gehele bedrijf inclusief (het recht op) fosfaatrechten. De aanspraak op fosfaatrechten is gebaseerd op het aantal stuks vee dat op 2 juli 2015 op zijn bedrijf aanwezig was en wordt aan de ondernemer die op 1 januari 2018 het bedrijf in eigendom/gebruik heeft toegerekend. De betaling geschiedt in 2018 nadat de fosfaatrechten definitief zijn toegekend. Voor de duidelijkheid wordt opgemerkt dat de koper de fosfaatrechten aanvraagt, en hij de rechten pas betaalt als de rechten op zijn bedrijf zijn geregistreerd in 2018.

De vraag is of de verkoper de keuze heeft om af te rekenen in 2017 (moment verkoop) of 2018 (moment van registratie fosfaatrechten).

 

8. Liquiditeitsvoorziening: meer/mindere – stakingswinst – in 2018 – CONSENSUS

De liquiditeitsvoorziening is een voorschot die de bank betaalt aan de melkveehouder, ervan uitgaande dat er fosfaatrechten komen die verkocht gaan worden. Als de fosfaatrechten verkocht worden voor meer dan € 1.200, moet de melkveehouder het volledige bedrag van € 1.200 terugbetalen aan de bank. ‘Het meerdere van de opbrengst’ is voor de melkveehouder. Is de opbrengst voor de verkochte fosfaatrechten minder dan € 1200 (dan betaalt de melkveehouder de gehele opbrengst aan fosfaatrechten als aflossing terug aan de bank), en scheldt de bank ‘het te kort’ kwijt. Hoe het kwijtgescholden bedrag te benoemen in fiscale zin?

⇒ Partijen zijn het er over eens dat het kwijtgescholden bedrag een niet kwalificerende kwijtscheldingswinst is in de zin van artikel 3.13 eerste lid letter a Wet IB 2001. Dit artikel ziet op het prijsgeven van een niet voor verwezenlijking vatbaar recht van de schuldeiser. Daar is hier geen sprake van. Hier gaat het immers om de nakoming van een contractuele verplichting.

⇒ Partijen zijn het er over eens dat een eventuele kwijtschelding in 2018 in de stakingswinst valt en dat voor een dergelijke kwijtschelding geen HIR kan worden gevormd. Het bedrag van de kwijtschelding is immers geen tegenprestatie voor de fosfaatrechten

⇒ Partijen zijn het er over eens dat het meerdere of mindere in het jaar 2018 in de heffing wordt betrokken omdat pas in het 2018 het fosfaatrecht wordt toegewezen en onder voorwaarden de eventuele kwijtschelding plaatsvindt.

⇒ Partijen zijn het er over eens dat de verkoopwinst fosfaatrechten (verkoopprijs minus boekwaarde nul) belastbaar is.

 

9. Niet-benutte zelfstandigenaftrek in 2017 en in 2018 bij ‘stoppers’ – CONSENSUS

⇒ Partijen zijn het er met elkaar over eens dat:

Als de melkveehouder begin 2018 zijn fosfaatrechten verkoopt en zijn bedrijf beëindigt, hij niet zal voldoen aan het urencriterium (van 1225 uur) zodat de niet-benutte zelfstandigenaftrek niet kan worden verrekend. Als de melkveehouder later in het jaar 2018 zijn bedrijf beëindigt kan hij mogelijk wel aan het urencriterium voldoen. De melkveehouder die in 2017 aan de stoppersregeling meedoet en die in 2017 (al) zijn fosfaatrechten verkoopt kan in 2017 de onbenutte zelfstandigenaftrek in mindering brengen, mits hij aan alle overige voorwaarden voldoet.

 

BEDRIJFSOPVOLGING

10. Bedrijfopvolging: Partieel doorschuiven – CONSENSUS O.V.

Partiele doorschuiving is toegestaan op basis van het besluit. Partiele doorschuiving houdt in afrekenen, uitgezonderd over bijv. de varkensrechten omdat die mogen worden doorgeschoven. Is partiele doorschuiving ook mogelijk voor alleen fosfaatrechten? VLB verwijst hierbij naar paragraaf 6 van het besluit van 13 oktober 2010 (DGB2010/1981).

⇒ Minfin en BD geven aan deze goedkeuring binnen de (bestaande) goedkeuring past en daarmee voor de hand ligt.

 

11. Bedrijfsopvolging: waardebepaling fosfaatrechten – in behandeling

Ook in 2017 vinden bedrijfsoverdrachten ouder-kind plaats waarbij aan de toekomstige fosfaatrechten mogelijk een waarde toegekend zal moeten worden.

Vraag: wat is de waarde die moet worden toegekend aan de toekomstige fosfaatrechten indien deze als onderdeel in het kader van de bedrijfsoverdracht worden overgedragen ?

 

OMZETBELASTING

1. Fosfaatrechten en afschaffing landbouwregeling –  CONSENSUS O.V.

⇒Partijen spreken een voornemen uit:

Er is een besluit dat goedkeurt dat wanneer landbouwregelaar eenmalig (de in het besluit opgenomen) rechten verkoopt, hij daarover dan geen btw hoeft af te dragen. In het geval de landbouwregeling -anders dan verwacht- per 1 januari 2018 niet is afgeschaft, dan zou de Belastingdienst met LTO c.s. willen bepleiten dat de regeling ook gaat gelden voor de fosfaatrechten.

(Of de landbouwregeling wordt afgeschaft, daarover is pas duidelijkheid als de Eerste Kamer het wetsvoorstel daarover heeft goedgekeurd).

 

2. Vergoeding Friesland Campina (belast tegen tarief van 21%) – CONSENSUS

Friesland Campina vergoedt over het niet-leveren van melk eind 2016, btw. Dit btw tarief  bedraagt naar partijen veronderstellen 21%

⇒Partijen controleren het btw tarief: BD en LTO/VLB.

 

3. Vergoeding EU niet leveren melk: niet onderworpen aan omzetbelasting – CONSENSUS

Friesland Campina heeft hierover vragen gesteld aan de Belastingdienst die zijn beantwoord in de zin dat over de EU-vergoeding niet onderworpen is aan omzetbelasting (Mohr-arrest).

 

4. Subsidie stoppers: niet onderworpen aan omzetbelasting – CONSENSUS

Subsidie (schadeloosstelling) aan stoppers is niet aan omzetbelasting onderworpen omdat een tegenprestatie ontbreekt.

 

5. Liquiditeitsvergoeding is vrijgesteld (o.g.v. artikel 11 Wet OB) – CONSENSUS

Dit betreft een terugbetaling van een lening, een tegenprestatie ontbreekt.