Skip to content

VLB en schaken op twee borden

Betreft: Wetgevingsproces Wet afschaffing btw-landbouw regeling. De VLB  beoogt dat veehouders die overgaan naar de btw-regeling de btw op zelf gefokt vee kunnen herzien en wil dat bereiken: of via de lopende fiscale procedure of via een wettelijke overgangsregeling. 

Over de concept-tekst van het wetsvoorstel zijn door de VLB vragen gesteld. Die vragen zijn op 24 oktober jl. door de regering zodanig beantwoord dat de VLB erop heeft gereageerd. In de reactie (1) becijfert de VLB de administratiekosten voor een btw-boekhouding en (2) voorziet de VLB dat bij het gemis aan een eerlijke overgangsregeling de veehouders bezwaar ter behoud van rechten inzetten.   


logo-trans2-150x83

Reactie op de Nota naar aanleiding van het verslag (Wet afschaffing van de btw-landbouwregeling, 34 787)
In het verslag staat onder de inleiding op pagina 5 vermeld dat het bijhouden van een btwadministratie of het toepassen van de bestaande herzieningsregeling ten aanzien van investeringsgoederen voor landbouwers niet of nauwelijks problemen op zal leveren.

Naar de opvatting van de VLB is dat een miskenning van de vraagstukken waarmee de agrarische ondernemer bij het voldoen aan zijn administratieve verplichtingen alsmede de aangifte omzetbelasting wordt geconfronteerd.

Het gebruik van de landbouwregeling is naar de opvatting van de VLB niet gelijkmatig verdeeld over de diverse sectoren. In de praktijk blijkt immers dat nagenoeg alle intensieve bedrijven deelnemen aan de btw-regeling en de landbouwregeling met name wordt toegepast bij extensieve bedrijven die maar in beperkte mate investeren. Dit wordt verderop in de nota ook geconcludeerd. Het is met name deze laatste groep die minder bekend is met gebruik van computers en de digitale verwerking van gegevens.

Het voeren van de btw-administratie is voor het merendeel van deze groep van ondernemers een nieuw fenomeen waarin zij hun weg moeten zien te vinden.
Ter nadere toelichting van de extra administratieve lasten, doen wij u onderstaand een overzicht van de opbouw van de kosten voor een gemiddeld agrarisch bedrijf, waarbij de fiscale dienstverlener de btw-administratie verzorgt, toekomen.

Berekening extra kosten

Extra kosten in verband met het (vereist) inboeken van facturen per kwartaal, alsmede beoordeling facturen op factuurvereisten ten behoeve van omzetbelasting artikel 35a Wet op de omzetbelasting.

Extra administratiekosten € 100 per kwartaal   € 400

Aangifte omzetbelasting € 50 per kwartaal       € 200

Controle berekening en jaaraansluiting

af te dragen OB en teruggaaf voordruk }

Berekenen privécorrecties } en

Herziening omzetbelasting op jaarbasis }        € 100

Verzorgen suppletieaangifte omzetbelasting   €  50

Totaal extra kosten                                              € 750

Reactie op commentaar 
Onder punt 10 ‘Commentaar’ wordt ingegaan op de procedure die aanhangig was bij het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Het Gerechtshof heeft op 19 oktober jl. negatief geoordeeld over de toepassing van de herzieningsregels op gebruiksvee. Tegen de uitspraak zal cassatie worden ingesteld.

Dit betekent dat per ingangsdatum van de afschaffing van de landbouwregeling omzetbelasting, alle ondernemers met gebruiksvee ter behoud van rechten bezwaar zullen moeten aantekenen tegen hun aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2018. Uitgaande van de veronderstelling dat 1/3 deel van de ondernemers gebruiksvee heeft, betekent dit dat bij een totaal van ongeveer 21.000 bedrijven er 7.000 bezwaarschriften zullen moeten worden ingediend.

Het belang voor de gemiddelde ondernemer is onderstaand becijferd:

Kalf (zelf gefokte kosten tot geboorte) € 94,58

Opfok 24 maanden à € 37,30              € 905,20

Uitgroei na afkalven                             €   31,41

Totaal (kostprijs melkkoe)                 € 1.031,19

Het verschil tussen de kostprijs en de restwaarde van € 623,22 wordt in vijf jaar afgeschreven.
Nadere toelichting
Op 1 januari 2018 zijn op een melkveebedrijf melkkoeien van verschillende leeftijden aanwezig.
Vaststaat dat bij eigen opfok op het moment van ingebruikname sprake is van een investeringsbedrag van  € 1.000 per koe. De verdere uitgroei blijft hier voor dit moment buiten beschouwing.
De kosten van een zelf gefokt kalf worden voor zowel de inkomsten- als omzetbelasting als vervaardigingskosten aangemerkt, waarop de omzetbelasting kan worden herzien. De verdere kosten voor de opfok (‘kostbare diensten’) worden inkomstenbelasting-technisch als investering aangemerkt en omzetbelasting-technisch als dienst, waarop de omzetbelasting niet kan worden herzien. Dit heeft tot gevolg dat ten aanzien van een melkveestapel van 100 melkkoeien bij een vervanging van 20% per jaar in totaliteit € 2.050 aan omzetbelasting bij afschaffing van de landbouwregeling ten onrechte niet in aftrek kan worden gebracht.

Voorbeeld melkveebedrijf:

In gebruik in 2014:

20 melkkoeien x € 905,20 x 6/106 x 1/5 = € 205

In gebruik in 2015:

20 melkkoeien x € 905,20 x 6/106 x 2/5 = € 410

In gebruik in 2016:

20 melkkoeien x € 905,20 x 6/106 x 3/5 = € 615

In gebruik in 2017:

20 melkkoeien x € 905,20 x 6/106 x 4/5 = € 820

Totaal                                                          € 2.050

Overgangsregeling
De VLB is van oordeel dat de veehouders die op 1 januari 2018 verplicht over gaan naar de btwregeling ten aanzien van deze omzetbelasting in het kader van een overgangsregeling dienen te worden gecompenseerd. Betreffende ondernemers zijn bij het aangaan van de verplichtingen er immers vanuit gegaan dat de opbrengsten onder de landbouwregeling zouden vallen. Nu dit per 1 januari 2018 niet meer het geval is, is de OB-neutraliteit voor de ondernemer niet meer haalbaar.

Tilburg, 26 oktober 2017
mr. ing. H.J. (Bert) van den Kerkhof RB

Voorzitter vakgroep recht VLB